Kurt Weills nalatenschap ligt vooral in het theater, een creatief proces dat allang aan de gang was voordat hij Duisland moest verlaten om in Amerika in ballingschap te gaan. Hij schreef symfonisch werk, maar was evenzeer thuis in het maken van grote orkestwerken. Waat daarbij opvalt is dat hij zich vlot aanpast tussen stijlen en vormen, veelzijdigheid alom.
Zijn Symphonie in einem Satz, zijn eerste symfonie is zoals gesuggereerd in een enkele beweging geschreven. Ze werd gecomponeerd in 1921 en werd pas na zijn dood, in 1958, publiek opgevoerd. Toch schreef hij dit stuk reeds als 21-jarige, tijdens zijn masterclass bij Ferruccio Busoni. Weil moet hiervan ook een vierhandige pianoreductie geschreven hebben. Deze symfonie is bijzonder expressionistisch en kent bijna eindeloze muzikale inventie en harmonische wendingen. Een stuk vol verrassing. Men ontdekt mooie individuele partijen voor de windblazers, stevige contrapuntpassages en thematische verschuivingen. Het zou aan de basis gelegen hebben van Arnold Schönbergs eerste kamersymfonie. Een nota bovenaan het partituur gaf aan dat het geheel zou gebaseerd geweest zijn op het epische toneelstuk Arbeiter Bauern Soldaten. Der Aufbruch eines Volkes zu Gott van Johannes R. Becher. Weill zou de opdracht gehad hebben om muziek bij het stuk te schrijven, maar het stuk haalde nooit de theaterzalen. Becher zelf zou zich ontpoppen als communist binnen Oost Duitsland en zou de tekst schrijven bij het nationale volkslied op muziek van Hans Eisler. Wat Weill dus deed, was gewoon een andere opzet geven aan het geheel door het in een symfonie te gieten. Het stuk werd geschreven voor een klein orkest met daarbij een hobo en een trompet en vindt zijn oorsprong in een C majeur toon. Het stuk wordt gekenmerkt door akkoorden die cyclisch terug blijven keren. Het stuk begint aanvankelijk triest, maar evoceert al snel een gevoel van ontwaken, waarbij de zwaardere instrumenten het geheel doorgeven aan de fijnere solisten.
In maart 1933, twee maand nadat Hitler aan de macht kwa, vluchtte Weil van Berlijn naar Parijs om nooit meer terug te keren. Hij had de eerste beweging geschreven van zijn tweede symfonie, de Fantaisie Symphonique. Het stuk zou in 1934 in première gaan, gedirigeerd door Bruno Walter. Het zou nog twee keer in het Nederlandse concertgebouw worden opgevoerd, maar vond ook zijn weg naar New York. Na een opvoering in Wenen in 1937 zou het niet meer gespeeld worden tot na de Tweede Wereldoorlog. Bij de eerste uitvoering in Nederland, gaf Weill de opmerking dat goede theatermuziek ook op zichzelf moet kunnen bestaan. De symfonie speelt met allusies op het gezongen ballet Die sieben Todsünden, zijn laatste samenwerking met Bertholt Brecht. Hij beschrijft zelf de orkestratie als eenvoudig en zuinig. Blazers in koppels, strijkers en een weinig percussie. Het is muziek die zweeft tussen hoop en wanhoop, met een mooie spanning tussen majeur en mineur. LEven dat bij momenten wegebt en ritmisch terug opstaat.
Net voor zijn verbanning ging Weills stuk Der Silbersee in première in Leipzig, Erfurt en Magdeburg. Dit gebeurde niet zonder inmenging van het toen opkomende nazisme. Men voelde de teneur van niet welkom te zijn. De vlucht over het bevroren meer binnen het spel zou snel symbool komen te staan voor Weills eigen vlucht.
Een vlucht na dewelke hij vanuit Amerika sociaal geëngageerd oeuvre zou schrijven dat nog generaties zou bijblijven.
Het Swedisch Chamber Orchestra schetst met dit album een vroege Kurt Weill, die onder de druk van het opkomende nazisme vrij zijn kunst probeerde te beleven. Een album dat ons doet afvragen of het menselijke gebeurtenissen zijn die zorgen voor creatie en wat er zonder al die omwentelingen zou gebeurd zijn met het oeuvre van Weill. Alle veranderingen in zijn leven zorgden tenslotte voor een simultane omwenteling in zijn muziek. Een album met veel vraagtekens, uitgevoerd met de wat als gedachte op de achtergrond. Een opname die ook het moment wil grijpen waarop het allemaal gebeurde. Gevoeligheid, takt, vrijheid en verandering als centrale gedachte. De roots van een ontworteld componist ontleed.
BIS SACD2579