Een echt product “van bij ons”, dit album van organist Ignace Michiels, opgenomen bij het Belgische label Et’cetera. Een prachtig portret van César Franck (1822-1890), componist afkomstig uit Luik, in 1835 verhuisd naar Parijs. De jonge Franck was eigenlijk voorbestemd om pianist te worden, zo had zijn vader het voorzien. Toch had die carrière aanvankelijk weinig succes. In 1846 zou hij het ouderlijke huis verlaten en organist worden uit financiële noodzaak. Zo kwam hij echter in contact met een orgel van de Parijse orgelbouwer Aristide Cavaillé-Coll. Het motiveerde hem om zijn orgeltechniek aanzienlijk te verbeteren en werkte bijzonder inspirerend op de jonge componist. Hij werd hierdoor ook geïnspireerd door orgelvirtuoos Jacques-Nicolas Lemmens. Uiteindelijk werd Franck benoemd tot organist-titularis van de Saint-Clothilde-kerk, waar één van de mooiste orgels stond van Cavaillé-Coll. Het bleek een liefdesverhaal te worden met het instrument. Franck evolueerde zo had dat zelfs Franz Liszt een tussenstop maakte om naar hem te komen luisteren. Het was dit specifiek orgel die de speciale klankkleur gaf aan de composities van Franck. Het orgel, dat aanvankelijk problemen kende doordat het massief was, werd uiteindelijk technisch zo verfijnd dat het de perfecte tegenhanger werd voor een symfonie orkest. Franck zou zelf gezegd hebben dat zijn nieuwste orgel klonk als een orkest.
Hierachter zit de ontstaansgeschiedenis van Francks Six Pièces (1856-1864), die hun oorsprong vinden na improvisatie na de zondagsmis. Zij benadrukken het orkestrale van het orgel. Er wordt gespeeld met kleuren en contrasten en men neemt het begin van de cyclische vormen waar, die vaker terug zullen keren in het werk van Franck. Veel aandacht voor de melodie en uitwerking naar climax op cruciale momenten in de partituur. Dit is geen kerkmuziek, zoveel is duidelijk. De virtuositeit ontsnapt aan het lagere tempo van religieuze stukken en zorgt voor stuwing en dynamiek.
Na een tijdje les te hebben gegeven, zou Franck tegen 1878 zijn Trois Pièces vervolledigen. Hij zou ze in première brengen in het nieuwe Palais du Trocadero, speciaal gebouwd voor de wereldtentoonstelling. Wederom zou hij mogen spelen op een nieuw orgel van Cavaillé-Coll. Het concert werd ook door de pers positief onthaald. Het derde stuk – pièce hérioque – iets minder, maar toch bewijst deze opname dat ook dit stuk op zich bijzonder is dankzij het dramatische karakter, als een soort van ontwaken op de twee voorgaande stukken. Dit zijn stukken die interessante transformaties ondergaan, waardoor de luisteraar zich in verschillende sferen waant die naadloos in mekaar overlopen.
Franck wilde nog voor hij stierf God eren met een aantal orgelkoralen (1890). Hij inspireerde zich op de structuren van Bach, maar gebruikte geen bestaande liederen. Hij maakte fantasieën op eigen thema’s. Het is hier waarbij hij zijn cyclische patroon bijna Wagneriaans weet naar boven te liften. Stralende klanken die van een vast patroon steeds meer evolueren van een eigen leven, steeds verder naar een climax toe leidend.
Deze opname met dubbele CD geeft de bijna hogere macht weer binnen het toch doorgaans profane werk van Franck. Het steeds grijpende naar boven en werken naar een punt toe waarop men niet anders kan dan bekennen dat er een muzikale God moet bestaan. Het Klais orgel uit de kathedraal van Brugge heeft zich daartoe perfect geleend en brengt de sferen naar boven die de mystiek achter Francks muziek verlangt. Bescheiden doch grandioos. Verrassend in de plots krachtige passages.
KTC 1798 http://www.outhere-music.com
http://www.etcetera-records.com