De geschiedenis van de cello in klank en beeld

by Knopskaya

Met dit cd-boek vervolledigt Bruno Cocset zijn Nascita del Violoncello. Na een eerste deel gepubliceerd in 2011, gewijd aan Bologna en zijn eerste repertoire voor cello (Vitali, Gabrielli, Jacchini) – heruitgegeven in deze boxset – presenteert hij, met de muzikanten van Basses Réunies, een nieuwe opname gewijd aan Napels, van de renaissancecomponist Diego Ortiz tot de galante en virtuoze cello van Lanzetti… het aanbieden van twee gekruiste visies, twee benaderingen die zorgen voor een beter begrip van de identiteit van het instrument. Een instrument dat twee eeuwen nodig had om te ontwikkelen. Van de renaissance tot de barok, een verhaal dat zich afspeelde in zoveel landen en aan zoveel hoven.

Gerber schrijft in zijn Lexicon der Tonkünstler uit 1792 dat een geestelijke uit Tarascon, Tardieu genaamd, de uitvinder van de cello zou zijn. Het instrument van Tardieu had volgens Gerber echter vijf snaren, C-G-d-a-d, en bovendien is inmiddels komen vast te staan dat de cello ouder is en dat de voorloper ervan, de violone, voor het eerst in de 16de eeuw in Italië werd gebouwd. Waarschijnlijk heeft  Garspareo da Salo(1540-1609) de definitieve vorm aan het instrument gegeven. Bovendien stond Frankrijk in de tijd waarin Tardieu de cello ‘uitgevonden’ zou hebben, rond 1708, afkerig tegenover de cello en werd eigenlijk alleen de viola da gamba als basso-continuo-instrument gebruikt. Niettemin waren er aan het begin van de 18de eeuw wel enkele Franse cellisten te vinden; in 1722 trad bijvoorbeeld ‘Batistin’ (eigenlijke naam Jean-Batiste Struck) in Parijs op en in 1723 en 1724 de Italiaanse cellist Giovanni Bononcini.

Pas rond 1740 werd het instrument in Frankrijk algemeen gewaardeerd, hoewel nog in 1740 protesten tegen de opkomst van de cello in druk verschenen. Zo schreef Hubert Le Blanc ter verdediging van de viola da gamba het boek Défense de la basse de viole contre les entreprises du violon et les prétentions du violoncelle, dat in 1740 in Amsterdam werd gepubliceerd. Le Blanc was een Franse advocaat, priester en violist en hij was teleurgesteld dat de viola da gamba uit de mode raakte. In zijn boek beschrijft hij kleurrijk de weerstand waarmee de cello en de Italiaanse invloeden door muzikale conservatieven in Frankrijk werden begroet. Iedereen die over hem schreef beschouwde hem ook unaniem als een excentriekeling. Zijn biograaf Fétis (1863) vertelt dat toen Le Blanc hoorde dat zijn boek in Amsterdam zou worden gepubliceerd, hij zo opgetogen was dat hij onmiddellijk met de kleren die hij op dat moment toevallig droeg, namelijk een badjas, slippers en een slaapmuts, zijn woning verliet op weg naar Amsterdam.

De eerste afbeelding van een cello is op een fresco van Gaudenzio Ferrari uit 1535, waarop een engel een cello bespeelt. Eerder dan de cello bestond de viola da gamba (beenviool, in tegenstelling tot de viola da braccio, armviool). De verschillen tussen de viola da gamba en de cello zijn groot: bij de viola da gamba is het achterblad vlak, de schouders lopen geleidelijk af zoals bij een contrabas, de hals is van fretten voorzien, het instrument is groter dan de cello en het instrument heeft zes of meer snaren. De cello heeft vier (heel af en toe vijf) snaren.

Net als de viola da gamba’s werden ook de eerste cello’s bespeeld terwijl de musicus het instrument tussen zijn benen klemde. Hoewel uit literatuur uit het midden van de 18de eeuw blijkt dat de mogelijkheid om onderaan het instrument een pin te bevestigen al bekend was, duurde het tot het midden van de 19de eeuw voordat dat gebruik algemener ingang vond, hoewel een groot aantal cellisten ook toen nog de pin afwees. Servais een Belgische cellist, gebruikte voor het eerst een pin om de cello op te laten rusten, men zegt omdat hij zo dik was dat het gebruik van een pin een noodzaak was geworden. (bron: Wikipedia)

De instrumenten die hier  in de opname worden gebruikt – Cocset speelt er tien in totaal – getuigen zowel van deze reis als van de band die hem al vele jaren verbindt met zijn instrumentenbouwer, Charles Riché. “Viola Veneziana, Viola Bastarda, Violone, Basso di Violin, Bassetto, Tenore, Violoncino, Violoncello…”: herschapen in de medeplichtigheid van een partnerschap van meer dan dertig jaar met zijn luthier, brengen deze instrumenten leven en licht en kleuren terug aan de componisten Ortiz, Falconieri, Greco, Strozzi, Caresana, Scarlatti, Supriano, Bononcini, Alborea, Fiorenza, Pergolesi, Lanzetti, Vitali, Gabrielli, Antoni, Jacchini…

In navolging van de emblematische plaatsen van de geboorte van de cello: Napoli, Modena en Bologna, biedt dit programma een fantastische reis naar de ontstaansgeschiedenis van een instrument en zijn repertoire.

Dit dubbele CD boek is een prachtig item, een echt hebbeding. Ieder instrument met een mooie foto en to the point beschrijving. Iets waar u als geïnteresseerde graag in grasduint.

ALPHA 1023 http://www.outhere-music.com

Misschien houdt u ook van:

Wij gebruiken cookies om onze website en de inhoud er van te optimaliseren. Akkoord