De Zweede componist Allan Petterson (1911-1980) leerde geen muziek omdat hij de zoon was van een groot pedagoog of componist. Hij kwam uit een arm gezin met vier kinderen. Zijn vader was smid en alcoholverslaafd. Zijn moeder was vroom, maar zong met haar kinderen en zorgde dat ze een beetje warmte kregen. Petterson voelde zijn roeping, maar kon er pas invulling aan geven toen hij met geld dat hij verdiende door kerstkaartjes te verkopen zijn eerste viool kocht, waarop hij zichzelf leerde spelen. Een prachtig verhaal van doorzettingsvermogen, want de knaap schopte het na zijn studies aan het conservatorium, waar hij de viool voor altviool inruilde, tot lid van het Royal Stockholm Philharmonic Orchestra. Tien jaar zou hij daar blijven, vooraleer hij voltijds componist zou worden.
Toch, nog voor hij op het conservatorium terecht kwam, waar hij studeerde bij namen als Leibowitz en Blomdahl, had hij reeds zes mooie liederen (uitgegeven in 1935) geschreven. Hij had zelfs geen piano voorhanden, maar ging spelen in kerken tot de dominee hem eruit smeet. Hij componeerde lied op de traditionele manier, hij gaf klank aan de gedichten die hem troffen. Niet enkel lyrische dichters zoals Sten Selanders kwamen aan bod, maar ook Dan Andersson, die het sterk opnam voor de werkende klasse in zijn teksten. Nog meer aandacht op polarisering door de teksten van feministe Ingeborg Björklund. Maar ook berusting kwam aan bod, zoals de teksten over natuur en idylle van Jarl Hemmer. Vele onderwerpen en stijlen worden harmonievol samengebracht onder de noemer van Pettersons moeilijke jeugd en zijn persoonlijk gevecht.
De Barefoot Songs (1943-1945) lijken simpeler van structuur, meer strofisch en ook wel emotioneel inwerkend. Romantisch van toets. Er wordt verwezen naar Zweedse volksliedjes. Toch zien we hier weer zijn achtergrond naar voren treden. Hij die uit het gewone volk kwam, bracht de mooie herinneringen, mogelijk aan de zang van zijn moeder zelfs, naar de intellectuele bühne. Dat was iets dat in die tijd haast ongezien was. Volksnostalgie met jeugdsentiment. Hij schreef ook zelf de poëzie die bij de muziek hoorde. Die mag dan niet zo complex geweest zijn als bij de Six Songs, maar alles spreekt rechtstreeks vanuit het hart. Hij gebruikt elementen uit Schuberts Winterreise, zoals de tocht naar de dood. Ook de titelsong, Barefoot on ice, is een verwijzing naar deze symboliek.
Petterson is een belangrijk componist wanneer het over autobiografisch schrijven gaat, thematiek. Het Zweeds blijkt een prachtige en lyrische liedtaal te zijn, waarbinnen folklore elementen mogen fonkelen.
De eveneens Zweedse bariton Peter Mattei geeft een prachtige belichaming aan de liederen. De stem zuiver, doch niet te zwaar, geeft betekenis aan de muziek van de overtuigde componist die uit het gewone volk kwam. De romantiek van het harde leven, de ontroering over hoe alles verderliep. Alles is voelbaar. Mattei is een artiest die zijn land mooi weet te vertegenwoordigen in binnen-en buitenland. Zo gong hij in 2020 Wozzeck in de New Yorkse Metropolitan Opera. Hier keert hij liefdevol terug naar zijn roots. Pianist Bengt Åke Lundin speelde succesvol samen met het orkest waarbij voor Petterson ooit alles begon en is als solist eveneens geen onbekende op vier continenten. Samen brengen de muzikanten op dit album een rustpunt, een oprechte getuigenis, iets hartverwarmends.
Blootvoets, want zo werden we ooit allemaal geboren.
BIS SACD 2584 – http://www.outhere-music.com