Deze opname brengt vier Hongaarse componisten samen die, elk op hun eigen manier, hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van een nieuwe nationale muziekstijl aan het begin van de twintigste eeuw. Ze slaagden erin muziek te schrijven die internationaal werd gerespecteerd en die hen zowel voedde als het algemene niveau van de muziek in Hongarije verhoogde.
Hoewel de strijktrio’s van Leo Weiner (de ‘Hongaarse Mendelssohn’) en Erno Dohnanyi tijdens hun studententijd werden gecomponeerd, zijn beide werken belangrijke mijlpalen geworden in het beperkte repertoire voor deze instrumentale combinatie. Elegant en soms doen ze denken aan Brahms, maar ze hebben ook subtiele accenten van lokale folklore.
Zoltan Kodály, samen met Bela Bartók een van de belangrijkste Hongaarse musici van de eeuw, componeerde weinig kamermuziek, maar zijn Intermezzo, ook een vroeg werk, doet denken aan de volksmuziek die de componist was begonnen te verzamelen voor zijn etnomusicologisch onderzoek.
De minst bekende en jongste van de hier afgebeelde componisten, Laszlo Weiner, onderging een tragisch lot. Zijn Serenade, gecomponeerd tijdens zijn studie bij Kodaly, onthult het uitzonderlijke talent van een componist wiens oeuvre te klein is. Zijn Serenade is minder ‘Magyaars’ dan de andere werken die hier worden gepresenteerd, maar doet denken aan de intense en geconcentreerde sfeer van Weense ‘modernistische’ werken.
BIS 2107 SACD http://www.outhere-music.com