Wanneer Jean-Philippe Rameau’s opera Zoroastre uit 1749 vandaag de dag nog wordt opgevoerd, is dit steeds in de versie van 1756. De eerste versie werd zo danig afgebroken door recensenten dat Rameau en librettist de Cahusac een herziening maakten. Drie van de vijf akten werden veranderd, waardoor men de twee als totaal verschillende opera’s kan zien. Ondanks alle stoelen dagen van op voorhand waren uitverkocht noemde men de eerste versie te droog, hard en donker. Toch kwamen er vijfentwintig opvoeringen gespreid over een kleine maand. Wat toen moet afgeschrikt hebben, was het feit dat Rameau niet voor een onderwerp uit de klassieke oudheid koos, maar uit de Perzische mythologie. Ook na de tweede versie, volgde nog een harde kritiek door Antoine de Léris. Hoe de opvoering toen ook mocht geklonken hebben en of de critici gelijk hadden, de versie die op deze box te beluisteren valt komt niet in de verste verte overeen met de negatieve commentaar van toen. Het blijkt een prachtpartituur, om deze driedelige box te beluisteren, gezongen door de beste stemmen.
Het verhaal speelt zich af in Bactrië, het huidige Afghanistan en geeft gestalte aan de dualistische godsdienst die er heerste voor de verovering door de islam. Een godsdienst van licht en donker, monotheïstisch en met de boodschap dat de mens over een eeuwige ziel en een vrije wil beschikt, aanbidding met zon en vuur, oppositie tussen het goede en het slechte. Dit alles kwam overeen met een aantal maçonnieke principes. De Cahusac was zelf actief binnen deze middens, dus besteedde ruim aandacht hieraan in zijn libretto, dat met grote tegenstellingen was geschreven om de strijd tussen goed en kwaad weer te geven. Hier en daar maakte het de karakters een beetje overdreven in hun rol. Iets wat in die tijd nog veel belangrijker was dan nu. Het complete verhaal en opzet moest uit de pathos van de karakters blijken. Toch wordt de geheelopvoering van gefigureerde balletten voorzien. De vierde acte zou de meest spectaculaire zijn, voorzien van demonische dansen ondersteund door al even hevige stempartijen.
De ouverture die de proloog van de eerste versie vervangt leidt dit alles in. Het drama wordt geaccentueerd door het geklaag van het donkere tegenover het licht van de hoop. Men voelt dat de toen zesenzestig jarige Rameau aan het summum van zijn kunnen stond. Samen met de herziening van Dardanus behoort deze Zoroastre tot zijn tweede en meest inventieve fase van zijn carrière. Iedere acte heeft zijn eigen stijl en kleur en rijkheid aan instrumentale inbreng van hobo’s, fluiten en fagotten. Het was trouwens het eerste partituur waarin er gebruik werd gemaakt van klarinetten, een nieuw instrument voor die tijd. Voor deze opname werden historisch correcte instrumenten gebruikt.
De klassieke barokdansen zoals de gavotte en de sarabande duiken op in de balletten van acte een en twee, alsook een herwerkt stuk uit zijn pièces de clavécin. Op dat moment is er plaats voor licht en luchtigheid en verdwijnen de bassen. Tegenstellingen in alle schoonheid, vol van verwijzingen naar vroeger werk. De uiteindelijke versie van Zoroastre is als een synthese van het levenswerk van de componist.
De versie hier opgenomen door Alpha Classices is voor een groot deel een Belgische realisatie. Sopraan Jodie Devos, Véronique Gens en Reinoud van Mechelen delen de hoofdrollen, begeleid door de choeur de chambre de Namur, Les ambassadeurs & la Grande Écurie o.l.v. Alexis Kossenko.
ALPHA 891 – http://www.outhere-music.com