Schubert, Moments Musicaux D780 en Sonate in D, D850
Beethoven, Sonate in d opus 31/2, « Sturm »
De Israëlische pianist Ariel Lanyi is pas 21 jaar, en toch gaat zijn reputatie hem vooraf. De geblesseerde Till Fellner vervangen (jazeker, net zoals voetballers kunnen pianisten geblesseerd raken en vervanging vergen, al worden ze dan niet door collega’s onder de zoden geschoffeld) is op zich al heel wat. Dat doen met repertoire dat doorgaans met oude wijzen in plaats van met jonge wolven wordt geassocieerd, is nog heel wat anders.
Alvast over dat aspect valt overigens al een hele boom op te zetten. Jonge muzikanten die ‘zich al aan Schubert wagen’ worden makkelijk bejegend met iets tussen meewarig en betuttelend: « Dapper hoor, maar lééf maar eerst een beetje. »
Waar dat vandaan komt, is duidelijk: oude druïden (Lupu), filosofen (Kempff) en onversneden energetische genieën (Richter, Virsaladze) hebben met en in Schuberts muziek een dankbaar medium gevonden om ons een kant van de wereld te laten ondervinden die ons anders zou onthouden zijn. Maar laten we niet vergeten dat Schubert pas 31 was toen hij stierf – exact even oud als Beethoven toen die de Stormsonate schreef. Oude zielen? Uiteraard. Niettemin vind je als échte bejaarde in hun partituren zonder twijfel van alles dat ze zelf zo nog niet konden bekijken.
Laten we dus hartelijk de 21-jarigen verwelkomen van wie de opvoeding en de smaak hen al tot een innige verhouding tot Schubert en Beethoven hebben gebracht.
Ariel Lanyi, bijvoorbeeld. Deze man vroegrijp noemen, is een hilarisch understatement. Voor heel wat problemen die zich stellen bij het interpreteren van Beethoven en Schubert, vindt hij oplossingen met een voor zijn leeftijd zeldzame natuurlijkheid. Die problemen zijn niet min: geen van beide componisten denken ergonomisch, vanuit het instrument (hoewel alvast Beethoven een grote pianist was). De muziek een natuurlijke retoriek verlenen en als interpreet een goede gids zijn – zich op elk punt bewust van het evenwicht met wat voorafging en wat nog moet komen – vergt meestal veel ervaring. Hoewel Lanyi die nog niet kan hebben, is precies die gidsende, ondersteunende, impliciet verklarende en geruststellende kwaliteit in zijn spel ronduit verbluffend – bijvoorbeeld in de openingsdelen van beide sonates, nochtans erg moeilijk in dat opzicht. Dit bijzondere talent lijkt te steunen op twee kwaliteiten: Lanyi’s aangeboren intelligentie én zijn gevoel voor loepzuivere ritmiek. Hij heeft die specifieke combinatie van brein en hart die meteen de juiste ‘groove’ kan treffen. Dat geeft zijn lezingen zelfs op zijn jonge leeftijd iets onomstotelijks en gezaghebbends.
Toch zal alvast ons niet érg veel bij blijven van dit concert, misschien op de verbazing over Lanyi’s muzikaal verstand na. Wie de fundamenteel vocale kwaliteit van Schuberts cantilenen (er)kent, en ziet dat Beethoven allicht de eerste ‘legato-pianist’ was en niet voor niets ‘Sehr singbar vorzutragen’ boven een partituur kon schrijven, bleef enigszins op zijn honger bij dit concert. Er is namelijk één geheim waarin Lanyi nog niet is ingewijd: dat van het legato-spel, het wekken van de illusie dat een piano in vocaal opzicht geen impotent percussie-instrument is. Daartoe komt een interpreet pas wanneer hij, na het opdoen van kennis en een rijk innerlijk leven, ook werkelijk durft te luisteren naar zichzelf – en naar de ruimte, en naar de klank die hij in die ruimte de vrijheid schenkt.
We wensen Lanyi dit toe op zijn verdere pad, al zal het strengheid vergen – een carrière wacht hem met dit talent sowieso. Blijf in elk geval deze veelbelovende musicus volgen: hij is tot veel in staat.