Festival 20/21 stelt ook dit jaar in Leuven de muziekklassiekers van morgen voor. In samenwerking met het departement musicologie van de KULeuven zorgt men ervoor dat het klassiek dat de voorbije eeuw geschreven werd, begrepen wordt door onze generatie en de generaties die zullen volgen.
Muziek lijkt vaak een zeer natuurlijke zaak, maar soms heeft men dát extra zetje nodig om muziek te begrijpen. Het is niet omdat bepaalde stijlen evolueren dat het heden complexer is dan het verleden, of vice versa. Het draait gewoon om een andere manier van ervaren, begrijpen en savoureren. Net zoals dat in de keuken gebeurt met smaken, kunnen ook klanken in niet evidente combinaties voor verrassende zintuiglijke resultaten zorgen.
Het concert dat in het Iers College plaatsvond op 8 oktober zorgde aan de hand van de Musik für drei Streicher van Wolfgang Rihm (*1952) een mooie schets van het muzikale ideaal van de late romantiek tot de late jaren zeventig, wanneer Rihm deze compositie als toen nog jonge componist schreef.
Het was tijdens zijn late periode dat Ludwig van Beethoven zijn twaalfde tot veertiende strijkkwartet schreef. Beethoven schreef deze muziek met een zeer vooruitstrevend karakter waarbij hij de grenzen met het atonale aftastte. Het openingsakkoord van het veertiende strijkkwartet van Beethoven zou samen met enkele passages uit het dertiende strijkkwartet aan de basis liggen van een aantal accenten binnen Rihms compositie.
De basis van Rihms stijl ligt binnen de evolutie van compositie-idealen die in de loop van de twintigste eeuw de kop opstaken. Zo werd er in navolging van het modernisme en de avant-garde steeds wiskundiger gecomponeerd. Muziek was niet langer het resultaat van gevoelens, maar van intellectuele arbeid; het serealisme. Het was Rihm die zich hiertegen afzette en zo geassocieerd werd met de Neue Einfachheit. Zo is er binnen zijn werk wel plaats voor lyriek en beklijving. Hij wil daarmee niets bewijzen, maar vragen oproepen. Motieven worden afgebroken, klanken maken nieuwsgierig zonder een absolute melodie te willen worden. Avant-garde mag van Rihm wel eens minder wiskundig beredeneerd zijn, maar moeten ook inwerken op de mens. Hij legt daar bij de nadruk op vrijheid, de vrijheid om anders te componeren, buiten het romantische kunstenaarsideaal, maar toch open voor emoties.
Het was het Goeyvaerts String Trio dat het zestig minuten durend werk uitvoerde; violiste Kristien Roels vervangen door Fedra Coppens, altviolist Kris Matthynssens, cellist Pieter Stas. Het werk ving heel subtiel aan, met veel spanning rond het moment wanneer de merg-en-been-passages zouden volgen. Net op het moment dat het werk tijdens de derde beweging van het eerste deel naar een hoger niveau werd gelift, gebeurde het onvoorziene, een gebroken snaar… Geen ramp, want dit moment zorgde ervoor dat bij terugkeer op het podium de sfeer van spanning extra werd gezet met een prachtige herneming. De sfeer voor de rest van de opvoering was gezet. Mooie dialogen, ook in lichaamsbeweging en uitwisselende blikken tussen de muzikanten waardoor de identiteit van de compositie, het trio en iedere muzikant op zich werd geaccentueerd. Voor het lekenpubliek bleek de lezing van Jannis Van de Sande een prima leidraad.
Voelt u zich nog wat onwennig bij heel het gegeven rond nieuwe muziek? Wel, maak dan uw vinger eens extra nat en steek hem in de lucht terwijl u het jongste boek van prof. Pieter Bergé leest, Een essay – het festivalessay 2019 – voor Beethovenliefhebbers en Schönberghaters. In deze publicatie wordt in mensentaal uitgelegd welke vooroordelen men bij het beluisteren van nieuwe muziek dient overboord te gooien en hoe de ene stijl eigenlijk het logische gevolg is van de vorige. Tijdens het lezen van dit essay wordt nieuwe muziek een interessant studieobject, of je er nu uiteindelijk van gaat houden of niet. Men gaat begrijpen in plaats van verwerpen. Mogelijk wordt u nog de grootste fan van nieuwe muziek en zien we u massaal in 2020, tijdens het festival.
Meer info:http://www.festival2021.be