Patrizio Perucchi, hij passeerde hier op ’t Pakt al meermaals de revue. Toch blijft de man intrigeren door zijn honger naar nieuwe dingen op verschillende manieren. Zijn recital in het Mechelse Huis de Min liet de luisteraar voor de derde maal op rij kennismaken met een ander muzikaal gerecht.
Zijn roots liggen in Zwitserland, waar hij muzikaal gevormd werd door Aldo Martonini. Hij was leerling van Raphaëlla Smits aan het Lemmensinstituut en speelde meerdere malen solo bij het Koninklijk Kamerorkest van Wallonië. Het is tijdens zijn zoektocht naar perfectie, dat hij steeds weer een schepper wordt. Hij herontdekt oude muziek, giet ze in een eigen jasje of kiest voor de jas van iemand anders die er constructief mee omging en wordt zo de schim van drie incarnaties tegelijk.
Zijn jongste cd Memento gaat meer richting modernisme, maar toch koos hij ervoor om het recital in te zetten met de tweede partita voor solo viool BWV 1004 van Johann Sebastian Bach (1685-1750). Vooral de vijfde beweging uit deze compositie is beroemd, het gaat om de befaamde Chaconne, waarbij de violist moet goochelen met polyfone tonen. Achtsnarig ging Patrizio het stuk zodanig te lijf dat het leek alsof Bach zelf het schreef met een gitaar over de knie. Hij speelde ook zijn eigen arrangement, en niet de courant gebruikte transcriptie van Andres Segovia. Wat de Chaconne zo interessant maakt is dat het een soort contrapunt is voor viool, op de kaart gezet door Bach. Hetzelfde effect bereiken met een ander instrument getuigt van het hoogste gevoel voor precisie. Zoals artistiek directeur Nicolaï van den Bogaert tijdens de voorafgaande lezing het stelde: “Of men nu gelovig is of niet. Het is alsof God componisten als Bach op de wereld heeft gezet om dit soort van dingen te creëren en zo een dynamiek op gang te brengen.”
Na de pauze bracht Perucchi eigentijdser repertoire, waaronder Aquarelle van de in 1952 geboren componist Sergio Assad, een stuk in drie bewegingen. Zelf was Patrizio leerling van Odair Assad – broer van – en bevond zich bijgevolg onmiddellijk in een comfortzone. Men voelde duidelijk dat dit de leermeester was die hem de nieuwsgierigheid maar muzikale evolutie bijbracht. Het stuk klinkt geëvolueerd impressionistisch, met wazig dromerige passages, dan weer enkele grillen, harmonie die zeer lichtjes flirt met disharmonie en bijgevolg heel soms licht jazzy.
Ook de vier seizoenen – Estaciones Porteñas – van de Argentijnse bandeonist-componist Astor Piazzolla (1921-1992) werd gebracht in een arrangement van Sergio Assad. Hierin viel vooral de letterlijk gevoelige snaar op… op het einde kwam de compositie fijnzinnig tot een hoogtepunt tijdens die kleine fijne lieve nootjes die de winter afsluiten – contemplatie is het sleutelwoord.
Wat denkt u? Wat volgt er volgend seizoen?