Ictus – Stemmen en klanken, levend in de nacht

Festival 20 21

by Knopskaya

Foto’s ©Kevin Gaudeus

Hymnen van de nacht, gezangen, gedijende klanken. Daar draaide het allemaal om tijdens de ervaring in de kerk van de Abdij van het Park te Leuven.

Muziek van honderden jaren geleden werd gecombineerd aan hedendaags klassiek op zo’n intense manier dat het geheel als eclectisch, doch homogene  roes op de luisteraar afkwam. Meditatief veelzeggend en verwondering wekkend onder de donkere gewelven van het kerkgebouw. Een intiem en sfeervol gebeuren.

Sopraan Soetkin Elbers zette een sfeer neer van contemplatie, samen met het ensemble Ictus – dwarsfluit, elektrische gitaar, accordeon en cello. Er werd hiervoor vertrokken vanuit de stilte en het donker van de avond. Een ideaal kader. Tussen de stukken door werden nog extra meditatieve gezangen toegevoegd, voortbordurend op de werken van Kassia van Constantinopel (810-867), een vrouw die middenin de beeldenstrijd van het Byzantijnse rijk leefde. Het was een periode waarin de pracht van het rijk afbrokkelde, waarin Kassia koos voor een monnikenbestaan. Als abdis onderhield ze goede contacten met andere kloosters. Toch blijkt zij zowat de enige vrouw te zijn die actief componeerde. Van haar hand zijn een vijftigtal hymnen gekend  die meestal tijdens ochtend- en avonddiensten werden gebracht en die dus ideaal zijn om de opkomende of verdwijnende duisternis te bezingen.

The Wonderful Widow of Eighteen Springs uit 1942 van de Amerikaanse minimalist John Cage, uitgevoerd door sopraan en accordeon, zorgde eerder voor aanvulling dan contrast. Soberheid ontmoet eenvoud en weerklinkt. De tekst is gebaseerd op een herwerkte passage uit James Joyce´ roman Finnegans Wake uit 1939. De sopraan zingt onder begeleiding van de accordeon slechts drie toonhoogtes, een spaarzaamheid die het geluid intiem draagt. Percussiepassages geven gestalte aan de piano waarop tijdens de opvoering niet wordt gespeeld, maar waarvan enkel de carrosserie wordt gebruikt.

Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975) had iets met de dood, met sterfelijkheid. Mogelijk door zijn eigen gezondheidsproblemen zoals zijn polio. Toen cellolegende Mstislav Rostropovitsj hem in 1967 vroeg een lied te schrijven om samen met zijn vrouw, sopraan Galina Visnevskaja, had hij nog maar net een hartaanval overleefd. Het lied van Ophelia wijst op deze fragiliteit. een gevoel van onrust en onheil daalt neer in de nacht. Een klaagzang wordt door de cello ondersteund zonder daarbij groots te willen uitpakken of een extreem standpunt in te nemen. Ingetogenheid vanuit het niets.

Salvatore Sciarrino (geb. 1947) was een autodidact en laat zich ook niet in een vakje duwen. Hij vertrekt eerder vanuit de klank dan vanuit de opstelling die de klank moet voortbrengen. Daarom laat hij instrumenten ook anders klinken dan op de manier waarop ze initieel gebruikt worden. Op deze manier wil hij de luisteraar nieuwe kleuren en effecten laten ontdekken. Op dwarsfluit werd tijdens Comme vengone prodotti gli incantesimi? uit 1985 eerder een spel van lucht gespeeld, waartussen met de tong ploppende geluiden werden gemaakt. Op deze manier ontstaan er mysterieus klinkende melodiën en patronen tegen een ritmische achtergrond. Bijna een soort van percussiespel.

Michael Pisaro (Geb. 1961) is evenals Cage minimalist. Hij speelt met de waarneembaarheid die uit het niets opborrelt. Hij houdt evenzeer van een bepaalde vrijheid binnen de uitvoering. Tijdens de fragmenten uit zijn twintig-delige reeks Tombstones (2006-2010) –  uitgevoerd door sopraan en ensemble – dient de timing van de in de partituur opgenomen materialen zelf door de muzikanten te worden ingevuld. Hij refereert hier naar kleine stukjes popmuziek van de Beatles tot Bowie en extraheert daar kleine stukjes structuur. Kleine momentjes worden compact uitgelichte aandachtspunten die dialogeren.

Tarquino Merula (1594/5-1665) was een van de meest vooruitstrevende componisten tijdens de vroege barok. Hij voerde belangrijke vernieuwingen door binnen het genre. Dit wiegelied begon eenvoudig. Twee noten slingeren laag heen en weer terwijl de stem van de sopraan een indringend lied zingt over het visioen dat de Heilige Maagd kreeg waarin zij het lot van haar op dat moment slapende zoon aanschouwt. Verering, klaagzang en berusting.

Filippi Perocco (geb. 1972) werd door de Italiaanse accordeonist Luca Piovesan benadert om een compositie te schrijven waarin de mechaniek van zijn instrument de muziek inspireert. Een werk waarin instrument en geluid samenvloeien tot een geheel, waarin precisie belangrijk is om met kleine nuances een heel kleurenpallet bloot te leggen. Sul Tasto (2010) verwijst naar een strijktechniek waarbij de snaren aan het uiteinde van de toets worden bespeeld, waardoor er een spookachtig geluid ontstaat.

James Tenney (1943-2006) is als componist minder bekend, hoewel hij in bepaalde niches echt als pionier wordt gezien. Hij heeft een fascinatie voor harmonie en speelt graag in op het zintuiglijke bij zijn keuze van toonhoogtecombinaties. It’s all in the mind.  Harmonium nr. 1  – op elektrische gitaar – uit 1976 speelt met hoge frequenties die men niet meteen kan identificeren, maar die het geheel mee gaan bepalen. Men krijgt de neiging om het geheel aan frequenties als een enkele toon te ervaren. Langgerekte tonen zwellen aan en verenigen zich binnen eenzelfde dynamiek, deinen uit en verdwijnen. Alles verandert geleidelijk. Sferen gaan uit mekaar en komen opnieuw samen tot een harmonisch geheel.

Tijdens deze opvoering werd duidelijk hoe verschillende concepten uit verschillende hoeken en stijlen tot een vloeiend geheel in sfeer kunnen worden gemaakt, als een aaneenschakeling van tintelingen en ervaringen zonder de noodzaak aan extreme rollercoasters.

Gezien op 17 oktober 2022

Ictus
Chrissy Dimitriou: dwarsfluit
Primoz Sukic: electrische gitaar
Luca Piovesan: accordeon
François Deppe: cello
Soetkin Elbers: sopraan

Misschien houdt u ook van:

Wij gebruiken cookies om onze website en de inhoud er van te optimaliseren. Akkoord