Impressions – Ars Gallica, het Franse antwoord

Festival 20 21 - Van Baerle Trio

by Knopskaya

Het is misschien nog altijd wel een beetje zo binnen de wereld van “het publieke klassiek” dat componisten uit Duitstalige landen  sneller in de mond genomen worden; Mozart, Haydn, Schumann, Mendelssohn, Brahms,… In de late negentiende eeuw was het niet anders, in het bijzonder wanneer we hier naar de pianotrio’s kijken. Het was de vooravond van een periode waar binnen een aanzienlijk aantal Franse namen die later beroemd zouden worden een antwoord probeerden te bieden op deze tendens.  Dit programma, gepresenteerd door het Van Baerle trio, stond helemaal in het teken van het nieuwe Franse pianotrio dat opstond na de voor Frankrijk desastreuze afloop van de Frans-Pruisische oorlog (1870-1871).

Onder het motto Ars Gallica wilde de Société Nationale de Musique bewijzen dat kamermuziek evenzeer een Frans product was. Het pianotrio werd hierbij een belangrijk instrument om via de balans van cello en viool in dialoog met piano het verschil te maken. Franck, Saint-Saëns, Debussy, Fauré en Ravel, allen kropen ze in hun pen om een waaier aan klankkleuren tevoorschijn te toveren. Sfeer was hierbij het sleutelwoord. Licht, donker en al wat ertussen ligt. Alvast een knipoog naar de schilderkunst en het ontluikende impressionisme.

Het pianotrio in sol klein opus3 uit 1881 van Ernest Chausson (1855-1899) is vooral oprecht van karakter.  Chausson begon aanvankelijk rechten te studeren. Toch won zijn liefde voor muziek het en zou hij in de leer gaan bij Massenet en Franck toen hij 24 jaar oud was. Twee jaar later probeerde hij de prestigieuze Prix de Rome te winnen. Tevergeefs. Hij stopte teleurgesteld met studeren, maar schreef wel dit trio. Chausson was aanvankelijk helemaal geïnspireerd door Richard Wagner. Hij bezocht zelfs Bayreuth. Maar toen hij secretaris werd van de Société Nationale de Musique draaide hij zijn kar en vond hij dat het maar eens moest stoppen met al die Wagneriaanse invloeden. Vreemd eigenlijk, want dir trio verzoent eigenlijk de Franse en Duitse invloeden. Het is als een synthese van al wat hem boeide en wat hij had geleerd. Zo zien we er Massenets elegantie en Francks cyclische vorm in terugkeren als samenhang. Vier bewegingen vol kleuren met elk een eigen en vooral eigenzinnig karakter. Uitbarstingen en soms melancholische ontboezemingen wisselen mekaar af als binnen een spel van licht en donker.

Lili Boulanger was eigenlijk een wonder (1893-1918). Ze stierf op de leeftijd van nauwelijks 24 jaar oud aan tuberculose en liet toch een aanzienlijk oeuvre na. Op haar negentiende wist ze reeds de Prix de Rome in ontvangst te nemen met haar cantate Faust et Hélène, een hele prestatie. Ze liet zowel intieme kamermuziek als grote koor- en orkestwerken na. Het was Debussy, door wie ze trouwens duidelijk geïnspireerd was, die de genialiteit, maar tegelijkertijd de gelaagdheid binnen haar werk wist te beschrijven. Golvend met gratie, maar overweldigd door haar tegenstrijdige lot.

Het was vooral op haar sterfbed dat ze nog enorm productief moet zijn geweest – dit na een periode van intens componeren te Rome. Ze dicteerde haar composities aan haar evenzeer getalenteerde zus Nadia. Twee composities uit die periode werden opgevoerd tijdens dit concert: D’un soir triste en D’un matin de printemps. Het eerste werk  van de twee is eerder somber gekleurd. De cello volgt de piano in een sombere melodie tot de viool de spanning opwekt. Een eerder melancholisch stuk, waarop het tweede werk het antwoord blijkt. Dezelfde melodie wordt omgebouwd tot fijne, frisse dans. Mooie contrasten ook hier. Eerst donker, dan licht.

Maurice Ravel (1875-1937) zou de prix de Rome tot verbazing van velen nooit winnen. Ook de pers snapte het niet. Hij schreef muziek met invloeden uit vier windstreken, van poëtisch fijn tot orkestraal.  Het conservatieve karakter van de prijs stootte voor de borst en de Société Musicale Indépendante werd opgericht als antwoord om de Société Nationale de Musique. Het doel was hedendaagse componisten, ongeacht hun afkomst, te steunen.

Ravel beschouwde zichzelf als iemand die inspiratie putte uit het verleden. Het pianotrio in la klein uit 1914 grijpt ook terug naar de klassieke vorm in vier bewegingen. Maar net daarbinnen is er ruimte voor experiment, kleuren en tegenstellingen, nuance en schakering. Een pianotrio was iets wat hij al jaren wilde componeren en waarin hij erg bevlogen was. Hij wilde het absoluut afwerken voor hij zichzelf zou inschrijven in het leger als chauffeur in 1915. Ravel stond erom bekend dat hij volksinvloeden in zijn muziek verwerkte. Zo verwerkte hij ook zijn Baskische afkomst in het eerste gedeelte. Ook oriëntalisme is hem niet vreemd. Het tweede gedeelte verwijst naar een Maleisische gedichtsvorm, de pantun, De tweede en vierde versregel van iedere strofe worden de eerste en derde van de volgende. Dit wist hij muzikaal uit te werken.  Zijn teruggrijpen naar de klassiekers komt terug in het derde deel, de Passacaille, waarin wordt verwezen naar een barokdans. De finale tenslotte, dompelt de luisteraar onder in een kleurrijk klankbad. Een moment waarop de muzikanten hun virtuositeit kunnen botvieren in alle intensiteit en euforie.

Het concert werd tenslotte beëindigt met de intiemere doch kleurrijke tweede beweging uit het pianotrio van Gabriël Fauré.

Een klankervaring als een grote bos bloemen. Groot klein, licht en diep-donkerrood, maar toch een mooi en sprankelend geheel.

Gezien op 24 oktober 2022, Maria Theresia Aula, Leuven

Van Baerle Trio:

Maria Milstein, viool
Gideon den Herder, cello
Hannes Minnaar, piano

Dit concert werd opgenomen en uitgezonden door KLARA

 

 

Misschien houdt u ook van:

Wij gebruiken cookies om onze website en de inhoud er van te optimaliseren. Akkoord