Het zit goed fout in de Vlaamse landshelft van België. Gelukkig wist Brussel het voor ons een beetje goed te maken. Beethoven verdiende een mooie, feestelijke verjaardag. De eerste poging viel in het water door corona. De tweede poging werd door het stadsbestuur van de mooie stad waar de roots van Beethoven liggen – Mechelen – afgeschaft zonder verdere uitleg aan organisatoren, artiesten of publiek. De rest van de provincie volgde. Brussel toonde opnieuw dat het anders kan. Opnieuw konden we volwaardig genieten van een kwaliteitsvol concert in kasteel Karreveld, en dit op veilige wijze dankzij een sterk team, bestaande uit dynamische vrijwilligers. Nog meer zelfs; we werden getrakteerd op niets minder dan Beethovens Kreutzer sonate opus 47 . Niet de versie voor piano en viool, maar de versie voor strijkkwintet die later werd opgetekend – vermoedelijk met Beethovens goedkeuring, al is dit niet bewezen – en postuum werd uitgegeven.
Een van de jonge componisten aanwezig op Ludwig van Beethovens (1770-1827) begrafenis was Franz Schubert (1797-1828), die zelf een jaar later zou overlijden. Ondanks Schubert voornamelijk voor klavier schreef, heeft hij als een van zijn laatste werken het strijkkwintet in do groot geschreven. Het Ensemble Ontano bracht hieruit de tweede beweging, het Adagio. Wat deze compositie zo mooi typeert is de keuze voor diepgang, gecreëerd door 2 cello’s. Luigi Boccherini deed hem dit al eens voor. De meeste kwintetten in die tijd werden volgens Mozartiaans model gecomponeerd, met twee altviolen. Toch, Schuberts melancholie vroeg om warme weemoed, vandaar de 2 cello’s.
Het concert werd stijlvol ingeleid en beëindigd met twee composities van George Onslow (1784-1853), Frans componist van Engelse origine. De componist liet een omvangrijk oeuvre na wat kamermuziek voor strijkers betreft, vijf strijkers in het bijzonder.
Julie Rivest en Jeroen Vernimmen, viool – Charles Lucchinacci, altviool – Eugénie Lalonde en Camille Ledocq, cello.