De eerste avond van de finale Koningin Elisabeth Wedstrijd voor viool werd een mooi staaltje gevoel. Zoals mensen verschillen, verschillen ook muzikanten. Dat is een goede zaak, want via de muziek vinden we allen troost en blijdschap, het maakt ons menselijk.
De kandidaat die de spits mocht afbijten, werd de in Shanghai geboren Amerikaan Luke Hsu (1990). In zijn curriculum vitae vinden we interessante dingen terug zoals het feit dat dit jonge talent ook componeert en zich bezighoudt met elektronische composities. Een open geest binnen de muziekwereld is steeds een niet te onderschatten aanwinst. Muziek is en blijft van alle tijden en experiment betekent vooruitgang.
Zenuwen, nog zoiets wat ons allen menselijk maakt. De jongeman voelde duidelijk dat hij de spits moest afbijten. Wanneer het orkest aan “het woord” was, wist hij soms niet echt blijf met zijn lijf. Vooral tijdens het opgelegde stuk werd dit heel duidelijk.
Het opgelegde stuk, Fidl van de Finse componist Kimmo Hakola (1958) is een werk dat kan gezien worden als een hommage aan alle grote virtuozen. Fidl, het Jiddische woord voor viool, staat dan ook symbool voor een lange traditie. Hakola studeerde zelf aan de Sibelius Akademie en is een absolute strijkersfreak. Hij werd bij zijn compositie vooral geïnspireerd door legende David Oistrakh.
Het opgelegde stuk is steeds een beetje klassieke science fiction. One has to go boldly where no one has gone before. Dit maakt het zowel voor de componist als voor de uitvoerder zeer speciaal, het is een gezamenlijke ontdekkingstocht. In dit geval zijn er dus maar liefst 13 ontdekkers. Hsu speelde het stuk – dat gekenmerkt wordt door stevige percussiepartijen en strijkerspassages – zeer fysiek intens. Ondanks zijn schoonheidsfoutjes en podiumvrees, was het toch moedig om op die manier zijn cachet neer te zetten.
Na een poosje werd het zelfs ontroerend. Toen hij opus 35 in re klein van Tchaikovsky opvoerde, was de onzekerheid er tijdens de eerste beweging nog steeds, tot die eerste beweging plots magistraal eindigde. Dan pas merkt men wat muziek kan doen. De violist was opgelucht en zette een warme tweede beweging neer, waarna pure kracht zich van hem meester maakte. Luke Hsu zal misschien niet zo hoog eindigen, maar we hebben het tenminste geweten om nooit te vergeten.
Onze Belgische Sylvia Huang (1994) verraste door niet meer te verrassen en haar mooie zelf te zijn en te blijven. Haar naturel is haar cachet en sterkte tegelijk. Pretentieloos en zelfzeker zet ze in, en al wat volgt zijn voltreffers. Bij het opgelegde stuk, waarvan niemand eigenlijk weet hoe het dient gespeeld te worden, omdat niemand uit het publiek ooit de partituur bestudeerde – behalve de jury die de partituur voor zich heeft liggen – is het zeer moeilijk om een gevoel te verkrijgen van “dit is het”. Toch slaagde Sylvia hier feilloos in. Het lijkt wel of haar kalmte iedere beschikbare klank op aarde uit haar viool kan toveren.
Tijdens het concerto in a opus 53 van Antonin Dvořák verplaatste ze zich zelfs zo grondig in de muziek, dat men bijna kon vermoeden dat ze Slavische roots heeft. Ze zorgde voor zingende snaren en warme gloed, zonder onnodige opwinding en hevigheid. Wat men eveneens kon merken tijdens het opgelegde werk en wat vooral tijdens de eerste beweging naar voren kwam, was haar perfecte timing en techniek binnen de polyfone klanken. Zeer vermoedelijk eindigt ze bij de eerste zes laureaten.
We hoorden twee mensen, twee muzikanten; een krachtige met pit die van roekeloos houdt en een pure pretentieloze secure. We horen nog van beiden.
Foto Sylvia Huang: ©Canvas
Foto Luke Hsu: ©The Violin Channel
Begeleiding: Belgian National Orchestra o.l.v. Hugh Wolff
Meer KEW: http://www.canvas.be