Kurt Bertels & Bert Koch: muziek voor de vroege saxofoon

by Knopskaya

Kurt Bertels is behalve saxofonist ook onderzoeker. Het is vooral de vroege saxofoon waar zijn interesse en research volledig naar uitgaat. Het resultaat van zijn onderzoek resulteerde reeds in de opvoering en opname van het eerste saxofoonconcerto van Paul Gilson, vader van de Belgische blaasmuziek. Tijdens een sfeervol en boeiend recital in het Antwerpse Amuz, nam hij ons samen met pianist Bert Koch mee naar die negentiende en vroeg twintigste eeuwse saxofoonwereld. Het concert opende dan ook met een stuk van Jules Demersseman (1833-1866), die zo goed als de vroegste muziek voor saxofoon schreef. Hij was een goede vriend van Adolphe Sax.

Het was onze eigen Belgische Adoplhe Sax die er in geslaagd was om het instrument in het Parijse muziekonderwijs op de kaart te zetten. Het was in Brussel François-Joseph Fétis (1784-1871) die als eerste directeur van het conservatorium en gerespecteerd musicoloog nieuwe instrumenten wilde introduceren in het aanbod van toen. Zijn oog viel natuurlijk op de saxofoon. Hij vroeg Sax om een aantal instrumenten naar België te versturen en duidde Nazaire Beeckman (1822-1900) aan om de eerste saxofoonleraar te worden. Beeckman was eigenlijk klarinettist, maar nam de uitdaging aan. Hij zou zelfs gaan componeren voor het instrument. Van zijn hand hoorden we tijdens dit recital de Grande Polonaise en Elegie, opus 14. Een eerder virtuoos en een ingetogen stuk. Twee mooie uitdagingen van toen om het instrument te laten klinken. Het instrument van 1898 waarom Kurt Bertels deze stukken speelde, deed de muziek dan ook alle eer aan en liet alle kleuren die in de stukken waren mooi naar voren treden.  Vervolgens een stuk van de opvolger van Beeckman, Charles Gustave Poncelet. In het stuk Hérodiade komt vooral de veelzijdigheid van het instrument aan bod, dramatisch beginnend met afwisselend zeer energieke virtuoze met melodieuze passages.  Dit stuk werd trouwens in het kader van Bertels’ onderzoek voor het eerst opgenomen.

Als intermezzo de Méditation, pous 21 van Joseph Jongen (1873-1953), oorspronkelijk geschreven voor alt hobo en piano. Kurt Bertels vond tijdens zijn onderzoek een transcriptie in handschrift van de componist voor altsaxofoon en piano.

Het was dan ook een zeer grote uitdaging voor de componisten van toen om dingen te schrijven waarbij het nieuwe instrument tot zijn recht kwam. Zo komen we terecht bij een aantal Franse componisten die opdrachten kregen van de toenmalige amateur saxofoniste en mecenas Elise Hall. Zij gaf opdrachten die zij zelf als solist kon spelen met haar orkest van andere amateurs (dames). Zo gaf zij een opdracht aan Claude Debussy (1862-1918), waaruit na veel getwijfel van zijn kant de Rhapsodie ontstond. Vincent D’Indy (1851-1931) schreef dan weer met vele enthousiasme en interesse in de uitdagingen van het nieuwe instrument het Choral varié, opus 55. Beiden eveneens uitgevoerd op dit recital.

Het concert werd afgesloten met de Improvisation van Paul Gilson (1865-1942), de man die er alles aan deed om de militaire muziekkapellen op gelijke voet te laten staan met symfonische orkesten. Het stuk werd oorspronkelijk geschreven voor viool en piano. Hier hoorden we de transcriptie, eveneens van de hand van de meester zelf.

Om even in stijl te breken en zeer ingetogen en diepgaand te eindigen, speelden Bertels en Koch als toegift het Ave Maria van Astor Piazzolla. Prachtig hoe dit stuk nog extra wordt opgeheven door het te spelen op saxofoon. Het is ook bijzonder hoe fijnzinnig Kurt Bertels er mee omspringt om dit stuk extra persoonlijk te maken.

U kunt de opnames van Kurt Bertels solo en samen met Bert Koch aanschaffen bij Et’cetera Records.

Gezien in Amuz op 15 maart 2024

Misschien houdt u ook van:

Wij gebruiken cookies om onze website en de inhoud er van te optimaliseren. Akkoord