La Roque d’Anthéron: hét piano-nirwana of net nog niet?

by Erik Vertriest

Het Internationale Pianofestival van La Roque d’Anthéron (http://www.festival-piano.com/fr) is ondertussen aan zijn 38ste editie toe en gaat vandaag (maandag 13 augustus) zijn vierde en laatste week in.
Traditiegetrouw maak ik altijd de derde week mee, en positief ingesteld als ik ben, concentreer ik me bewust op wat voor mij de drie absolute hoogtepunten waren…

Een meer dan waardige hommage aan Rena Shereshevskaya

Apotheose van de week was ongetwijfeld de bijzonder rijkgevulde dag ter ere van de befaamde Russische pianiste en pedagoge Rena Shereshevskaya (hoogleraar piano aan de École Normale de Musique de Paris Alfred Cortot en aan het Conservatoire de Rueil-Malmaison). Rond een indrukwekkende lezing, die alles behalve een klassieke masterclass was, maar een overtuigend betoog over de absolute essentie van muziek en piano-onderricht, werden vier recitals “geweven” van haar meest talentrijke leerlingen. De jonge Dmitry Sin beet de spits af en bewees dat hij zich in de eerste pianosonate van Sergej Rachmaninov nu al als een vis in het water voelt. Zijn Davidsbündlertänze (Robert Schumann) moeten nog flink wat rijpen (het tegendeel zou verrassen!), en het contrast tussen de meer uitbundige Florestan-stukken en de introverte Eusebius-delen kwam nog onvoldoende uit de verf, maar potentieel schuilt er alvast meer dan genoeg in dit Russische talent.
De twee jaar oudere (° in 1992) Française Maroussia Gentet was voor mij de onbetwistbare revelatie van de dag. Ze richt zich vooral op hedendaags repertoire en laat je van bij de allereerste noot horen dat ze daar ongelofelijk veel voeling mee heeft. De (helaas nog altijd onbekende) pianosonate van Henri Dutilleux had ik toevallig een maand geleden ontdekt, maar zelfs een eerste kennismaking had me al meteen “verzoend” met dit bijzondere werk uit 1948. De Sonatine opus 16 van Albert Roussel was dan weer compleet nieuw, net als de Invocation van de 26-jarige Argentijnse componist Alex Nante. Maroussia bracht in 2016 trouwens al een uitstekende cd uit met werk van Dutilleux en Szymanowski. Te volgen!
Een meer bekende leerling van Shereshevskaya is Rémi Geniet, die in 2013 op 20-jarige leeftijd de tweede prijs behaalde op de Koningin Elisabethwedstrijd en toen vooral imponeerde met zijn 4de Bach-partita in de halve finale. Ook dit keer toonde hij zich weer een evenwichtige Bach-vertolker in de Chaconne van de Partita voor viool in re klein BWV 1004, in een bewerking van Busoni. De overige twee stukken van zijn recitaldrieluik (respectievelijk de 23ste pianosonate (‘Appassionata’) van Beethoven en de Petrouchka-suite van Igor Stravinsky) vielen wat tegen: overmoed, extreem snelle tempi en gebrek aan precisie, mankementen die helaas doorgetrokken werden in het nochtans royale bisnummer, La Valse van Ravel.
Dat Lucas Debargue de dag zou afsluiten, lag in de lijn van de verwachtingen. Hij opteerde voor een 100 % Pools programma (Chopin/Szymanowski). De tweede pianosonate van Szymanowski, met haar uiterst gelaagde en complexe structuur, was een bijzonder moedige keuze, waarbij meteen opviel hoe diep Debargue dit al te weinig gespeelde werk geïntegreerd heeft. Het Chopin-luik was er één zonder ook maar één spatje pathos, met een altijd even heerlijk cantabile, en zowel bewuste als rake tempokeuzes. De bisnummers waren een feest, met onder meer twee sprankelende Scarlatti-sonates en een eigen improvisatie op “Round Midnight” van Thelonious Monk. Met dit recital bewees het fenomeen Debargue eens te meer dat hij absoluut geen eendagsvlieg is, maar zich in een drietal jaar tijd (sinds zijn triomf op de Tsjaikovski-wedstrijd) heeft opgewerkt tot wereldtopper van wie we nog heel veel moois mogen verwachten (inclusief als componist).

Kotaro Fukuma: een muzikale sushimeester

Het memorabele recital van de beroemde Japanse pianist Kotaro Fukuma was voor mij een absolute must, aangezien ik hem nog nooit live gehoord had… en op 6 oktober een concert voor hem organiseer in Antwerpen (AMUZ), doch dit terzijde. Het werd een heel bijzonder evenement, gebracht in een al even bijzondere locatie (het intieme binnenplein van het Musée Granet in Aix-en-Provence) en met een fascinerende projectie van schilderijen (inclusief een zeer heldere toelichting van Kotaro zelf) die op geen enkel moment de muziek oneer aandeed, wel integendeel. De veelzijdige pianist opende met de creatie van “Jo no maï”, een aan hem opgedragen werk van Minako Tokuyama (° in 1958), en vervolgde met werken van Ravel, Granados, Dessau (treffend geïllustreerd met Guernica van Picasso) en Debussy. Deel twee stond volledig in het teken van de Schilderijententoonstelling van Moessorgski. Trefzeker, transparant, sober en tegelijk picturaal-fijnzinnig vertolkt. Delicatessen van een muzikale sushimeester, met een bevoorrecht publiek, want de locatie bood slechts een 150-tal plaatsen. Het wordt dus reikhalzend uitkijken naar Kotaro’s Belgische première op 6 oktober, met een compleet ander programma rond 1918, waarover later meer.

Nathanaël Gouin graaft diep naar spiritualiteit in de Liszt-sonate

Ook het 28-jarige Franse toptalent Nathanaël Gouin (geen onbekende in België: hij studeerde aan de Koninklijke Muziekkapel Koningin Elisabeth bij Maria Joao Pires en werkte samen met onder meer de Luikse Filharmonie en de Brussels Philharmonic) koos voor een bijzondere locatie voor zijn 100 % Liszt-recital: het voorplein van de prachtige kerk Notre-Dame de l’Assomption in Lambesc. Met de Valses Oubliées haalde hij enkele ten onrechte vergeten werken van onder het stof, terwijl zijn versie van de Rhapsodie espagnole nooit verviel in holle virtuositeit. Dat trok hij resoluut door hij in wat voor mij persoonlijk de meest memorabele 30 minuten waren van de hele week. Bij de start zat ik nog altijd met de kwalijke misvatting in mijn hoofd dat ik het nu wel stilaan gehad had met de Liszt-sonate, en dat de kans op verwondering en verrukking dus veeleer klein was. Zijn hier überhaupt nog nieuwe benaderingen mogelijk die je op het randje van je stoel doen zitten? Een halfuur later was ik compleet van mijn sokken geblazen. Dat had hoegenaamd niets te maken met het briljante meesterschap waarmee Nathanaël dit eendelige pianomonument had aangepakt, maar alles met de door hem gekozen invalshoek, die ik na tientallen versies door de jaren heen nog nooit op zo’n intense manier heb beleefd: de spirituele… Na deze unieke luisterervaring ben ik er voorgoed van overtuigd dat deze sonate in de eerste plaats een diep-spirituele lading met zich meedraagt, ook al wordt ze doorgaans gebracht als een krachttoer om te verbluffen. “L’antipode absolue du Liszt tapageur”, verwoordde iemand uit het publiek het magistraal, waarmee hij de kern van Gouin’s benadering perfect samenvatte. Achteraf aarzelde ik dan ook geen seconde om aan Nathanaël te vragen de Liszt-sonate opnieuw op het programma te zetten voor zijn recital op 1 december in de Cultuurkapel in Gent (in de reeks “Piano achter het Gravensteen). Elke verdere uitleg is hier in feite overbodig, net als de toegift die er na blijvend aandringen dan toch kwam… Nadien zorgde Tanguy de Williencourt nog voor een mooi verlengstuk, met het volledige eerste boek uit de Années de Pélerinage (Zwitserland) en de Bénédiction de Dieu dans la solitude (uit de Harmonies poétique et religieuses), maar ik bleef zowel bewust als onbewust vertoeven bij de pianist die me voorgoed met Liszt heeft verzoend, zonder dat dit verdere woorden behoeft…

Een meer dan eervolle vermelding voor “onze” Florian

Ook maandag 6 augustus was een dag om in te kaderen: “onze” Florian Noack genoot de eer om zijn La Roque-debuut te maken op het grote podium van het park van het Château de Florans. Op het programma: zijn integrale recente cd “Album d’un voyageur” (ondertussen al gelauwerd met een Diapason d’Or, zijn zoveelste), een rijke bloemlezing van Europese volksmuziek (Grainger/Brahms/Rachmaninov/Komitas/Grieg/Ladmirault/Schubert/Nin/Szymanowski/Martucci), met tal van meesterlijke eigen arrangementen waarop hij ondertussen zowat het patent heeft. Veel “nieuws” om te “verwerken” voor het publiek, maar met zijn eindeloze kleurenpalet en stilistische diversiteit veroverde hij (opnieuw) veel harten. Waaraan ik eens te meer de vraag koppel: wanneer krijgt één van onze grootste pianotalenten in Vlaanderen eindelijk eens de erkenning die hij verdient?

Terug naar mijn begintitel…

Tot slot nog even terug naar mijn begintitel: “La Roque d’Anthéron: het ‘Piano-Nirwana’ of net/nog niet”? Mijn bewuste keuze om de hoogtepunten te belichten, neemt niet weg dat er ook enkele onvermijdelijke ontgoochelingen waren (een al te routineuze Berezovsky en een ronduit ondermaatse en totaal onvoorbereide Luis Fernando Pérez). Kan ook moeilijk anders op een festival dat één volle maand duurt en meer dan 100 concerten telt. Belangrijker is de vraag die meteen ook vooruitblikt op de toekomst van het festival: blijft La Roque d’Anthéron in de eerste plaats een piano-evenement “pur sang”, of gaat artistiek directeur René Martin bewust door op het succes van de steeds talrijker avonden met orkest? In welke mate bieden de uitgenodigde orkesten (met de toch vrij middelmatige Sinfonia Varsovia als “hoofdspeler”) een echte meerwaarde, los van het feit dat ze duidelijk volk trekken en succes oogsten? Hebben we echt behoefte aan de zoveelste uitvoering van Mozarts Ouverture van Le Nozze di Figaro of van Beethovens Vijfde Symfonie? Behoort dit tot de kerntaken van het mondiale Pianofestijn dat La Roque onbetwistbaar is en blijft, of mag er ook een niet-nostalgische oproep zijn voor een “terug naar de bron” (ondanks de grootschaligheid en de steeds grotere opkomst, wat natuurlijk alleen maar toe te juichen is!), met bijvoorbeeld meer ruimte voor kamermuziek? De nabije en verdere toekomst zullen het uitwijzen, maar zolang “mijn” La Roque-week hoogtepunten blijft tellen à la Debargue, Fukuma en – last but not least – Gouin, blijft mijn jaarlijkse “seculiere pianobedevaart” een rotsvaste traditie…. Vive La Roque!

Misschien houdt u ook van:

Wij gebruiken cookies om onze website en de inhoud er van te optimaliseren. Akkoord