Roomservice: Belgische Room de la Room

by Knopskaya

Roomservice vzw werd afgelopen jaar opgericht. Hun doel? De verspreiding van kamermuziek van eigen bodem onder een breed publiek. Oei, hoor ik u denken – is dat nu echt geen niche? Wel, wat de boer niet kent, eet hij niet – Dit om er een antwoord op te formuleren dat eveneens van eigen bodem is. Belgische muziek was nog  nooit zo kwalitatief en toch toegankelijk. Dit mede dankzij de formule van het Roomserviceconcept.

Kugoni and friends

De muzikale helden die het allemaal mogelijk maken voor onze Belgische componisten, zijn de leden van het Kugoni Trio; pianist Bert Koch, violist Nicolas Dupont en saxofonist Kurt Bertels. Ze spelen inderdaad in een speciale bezetting wat het nóg interessanter maakt voor componisten om muziek op hun maat te schrijven. Het trio beschikt over een buitengewone interpretatiecapaciteit; bij de eerste lezing van de partituur voelen ze de bedoeling van de componist in kwestie aan. De eerste componist die dit tegenspreekt, moet uw recensent na twee jaar  Kugoni volgen nog ontmoeten. De kans daartoe wordt als nihil beschouwd.

De jongens werden bijgestaan door een aantal muzikale vrienden, zoals sopraan Laurie Janssens, hoboïst Pieter Jaspers, de jongeren van de Antwerpse Academies (zang) en Soe Nsuki – vooral gekend uit het comedy-circuit, maar vandaag presentatrice en recitante van dienst onder het goedkeurende oog van haar oom: componist Jan Hendrik  Van Damme. De opstelling van muzikanten gebeurde in diverse opstellingen.

Onderwereld

Er werd gespeeld met taal, en het mocht ook een beetje meer zijn dan kamermuziek alleen. Daarvoor zorgden componisten Wim Henderickx (1962) aan het begin en Jan Hendrik Van Damme (1965) op het einde van het concert.

Er werd gewerkt met een kinderkoor en poëzie. Henderickx’ compositie Orpheus, koning van de onderwereld werd in 2002 gecomponeerd voor een grote bezetting met maar liefst 600 kinderen. Orpheus ging in première in de Muntschouwburg. De bedoeling van dit stuk is het stimuleren van de fantasie en zangplezier van jonge kinderen. Men herkent er bijna een kinderwijsje in dat atonaal evolueert zonder het ook te worden. Dit doet kinderen honger krijgen naar nieuwe klanken. Het is een beetje als Franse kaas leren eten; een klein stukje op een lekkere beschuit.

De compositie van Van Damme, Eurydice, werd gecomponeerd voor dit concert. De hoge kinderstemmen spelen mooi in op de lagere zangstem van de hobo. Opmerkelijk en terecht is de keuze voor hobo geweest en niet voor klarinet. Het schept  een mooi contrast. Het geeft de spannende tocht weer uit de onderwereld en sluit daardoor ook aan bij het werk van Henderickx. Het koor staat eerst met de rug  naar het publiek, met maskers op het achterhoofd. Tijdens de apotheose draait het koor zich om en kijkt het publiek aan. Dan volgt het recitatieve stuk.

Toegankelijk Belgisch

De tendens van de Belgische composities is van  die aard dat er  enkel maar  curiositeit naar de  toekomst kan bestaan. Er werd bewust afgestapt van de overwegende atonaliteit die tijdens de jaren vijftig en zestig  onze muziek toch een beetje in een impasse hebben gebracht richting publiek. Er ontstond vervolgens een nieuwe generatie componisten die terug naar de harmonie grepen. De beweging die tijdens dit concert naar voor kwam, was er eentje van muzikale verzoening om tot een maximaal pallet te komen. Doorgaans bevatten de composities vooral harmonie, maar een kleine atonale uitschuiver of een klein accent frissen de hele compositie op – een mooie evolutie.

Triptiek II opus 50  voor piano en viool van Luc Van Hove (1957) werd geschreven in 2013.  Twee intieme delen omarmen twee virtuozere passages. Het draaide allemaal om ragfijne nuanceringen binnen het vioolspel en het minutieus hierop inspelen door de pianist. Voelen en verkennen met betekenisvolle stiltes.

Lucien Posman (1952) schreef Three Songs voor piano en sopraan, waarbij het korte leven van een vlinder wordt  gesymboliseerd aan de hand van drie gedichten. De eerste twee stukken – The Fly en Infant Joy hebben iets dartelend en vieren het leven. Het derde deel – Grotesque – werd gebaseerd op de poëzie van de Australische dichter Frederic Manning en verwijst naar het inferno in de loopgraven tijdens WO I. Het eindigt trouwens letterlijk met een explosie van lage klanken.

Alain Craens (1957) componeerde Invocazione, voor hobo en piano reeds in 1988. Het werk werd in Frankrijk gecapteerd en werd ook opgenomen op cd, waarop het geregeld op Klara te horen was. Ook hier valt op hoe er gekozen werd voor zuivere klanken, voor het laten zingen van de hobo, en om piano en hobo op mekaar af te stemmen. Niet tegendraads willen doen, maar het oor zalven mits enkele teasers. Soms had het ook iets impressionistisch.

Jeroen D’Hoe (1968) componeerde Prayer, een zeer intiem werk, dat oproept tot contemplatie. Er is een duidelijke verwijzing naar muziek van de Estse componist Arvo Pärt, vanwege het mystieke element. Toch heeft Prayer iets vollers. Laat de unieke bezetting van Kugoni hiervoor de sleutel betekenen. De piano bepaalde het tempo, waarop de altsaxofoon lange mooie bewegingen maakte. Op deze sfeervolle melodie speelde de viool in, door het produceren van hoge klanken die mystiek opriepen.

De Sonata Emersa van Pieter Schuermans (1970) werd oorspronkelijk gecomponeerd voor cello en piano ter ere van de achttiende verjaardag van Schuermans’ zoon. Gezien diens voorkeur voor de Russische school van het begin van de twintigste eeuw, onderging deze compositie dito invloeden – lyrische volle passages afgewisseld met fijne miniatuurtjes. Het werd herwerkt voor het Kugoni Trio, waardoor het nog voller werd van structuur. Zoals reeds eerder  gezegd, Kugoni  brengt Belgisch werk tot zijn recht.

De 3 Shorties van Marcel De Jonghe (1943) staan symbool voor al wat de componist zelf vertegenwoordigt. De volledige compositie is pretentieloos. Maar laat u niet bedriegen in deze, pretentieloos maar haarfijn gecomponeerd. Niet schieten met losse flodders van noten, maar ieder nootje die de  compositie kent perfect op zijn plaats laten terechtkomen – Daarvoor gaat De Jonghe. De zeven stukjes vol kleine fijne en vrolijke nootjes representeren drie verschillende sferen; een drinkfeest, een discussie tussen instrumenten en een prettig cabaretachtig deuntje. Het is steeds weer een fijne ervaring voor publiek  én muzikanten om deze compositie te mogen ervaren.

En nu is het aan u; wat houdt u nog  tegen om onze componisten te ontdekken? U moest reeds vertrokken zijn zeggen ze bij ’t Pakt.

 

 

 

Misschien houdt u ook van:

Wij gebruiken cookies om onze website en de inhoud er van te optimaliseren. Akkoord