In een al te mager bezette Elisabethzaal speelde op een zonovergoten zaterdagmiddag het Antwerps Symfonieorkest een programma met werk van Vlaamse componisten. Het was het tweede luik van een Studiedag rond muziek van Joodse componisten rond de Tweede wereldoorlog. Eerder was onder impuls van het Studiecentrum voor Vlaamse muziek een symposium georganiseerd waarin een schitterend zangrecital was ingebed met de Russisch-Nederlandse mezzo Ekaterina Levental en haar vaste pianist Frank Peters. Zij brachten op een sublieme wijze een aantal liederen en pianomuziek van Denise Tolkowsky (1918-1991) terug tot leven. Met haar soepele en warme stem kregen Drie Rilke liederen op.20 en de cyclus ‘Three songs of Parting’, allen geschreven tussen 1942 en 1956, een pakkende uitvoering, die ons duidelijk maakte dat Tolkowisky had kunnen uitgroeien tot een ‘Grande dame’ binnen de Vlaamse muziek, als zij haar leven volledig zou kunnen gewijd hebben aan de compositie. Maar zij koos ervoor om zich in te zetten voor jonge musici vooral uit het toenmalige Oostblok, na het overlijden van haar man Alex De Vries (1919-1964).
In de namiddag werd het orkest gedirigeerd door de jonge Karel Deseure en trad de al even jonge Wouter Valvekens aan als pianist in het Pianoconcerto op.38 van Denise Tolkowsky. Maar eerst maakten we kennis met de Danses Macabres van Erik Desimpelaere (1990), een werk dat zijn inspiratie vond in de schilderij van Breugel ‘ De Triomf Van de Dood ’. De vier dansen worden verpakt in een groots opgezette suite voor groot orkest met een inleiding en drie interluden. Door het gebruik van allerhande idiofonen worden we direct in een macabere sfeer gebracht. Krachtig, vitaal en kleurrijk is deze interessante en afwissellende muziek. Soms wat al te zwaar georkestreerd waardoor de balans tussen blazers en slagwerk in het gedrang komt. Maar toch een prima compositie, niettegenstaande haar Stravinskiaanse trekjes.
Denise Tolkowsky schreef voor haar echtgenoot Alex De Vries in de jaren ’50 haar enig pianoconcerto. Een werk dat zowel in het eerste als laatste deel gebouwd is rond korte ritmische motieven, waarbij de virtuositeit voorop staat. Het middendeel is muziekaal het rijkste. In dit ‘Andante Mesto’ overheerst rust waarin de componiste haar expressiviteit en fijn besnaardheid ten volle weet te ontplooien. Wouter Valvekens had de wat ondankbare taak om tegen een al te groot bezet orkest te moeten optornen in de hoekdelen. Dit had men echt gerust met wat minder strijkers kunnen doen. Zowel Tolkowsky als Valvekens waren beter af geweest! De solist speelde met autoritaire overtuiging en beheerste de niet steeds eenvoudige partituur ten volle. Van het overduidelijk en hartelijk applaus genoot hij dan ook ten volle.
Na de pauze werd eindelijk nog eens een partituur van Daniël Sternefeld (1905-1986) uit de fardes gehaald. Als ik denk aan zijn eerste symfonie, zijn ballet Pierlala, de opera Mater Dolorosa, de muziek voor het Hemelbed, de Elegie Kol Nidrei, of de variaties op Broeder Jacob, begrijp ik niet goed waarom onze orkesten deze muziek links laten liggen.
Bijna 40 jaar na zijn Oorlogsymfonie (1943) en bijna 15 jaar na zijn pensionering als dirigent van het Symfonieorkest van de Radio kwam hij met deze Breugel symfonie (1983). Al heeft dit werk de uiterlijke structuur van een symfonie, eigenlijk is het een grote Breugel suite, te vergelijken met Pini Ri Roma van Respighi. Eén groot klankfestijn, waar de componist nogmaals zijn absolute autoriteit ten toon spreidt wat betreft kennis van het orkest. Alles klink klaar, helder, sonoor en duidelijk en een feest voor het oor. Orkestrale virtuositeit is troef in dit werk. Het is een les vindingrijkheid in elke orkestgroep, die hij tot het uiterste durft te drijven. Hij gebruikt dan ook een erg uitgebreide orkestbezetting, verrijkt met twee harpen, celesta, saxofoon, 6 hoorns, klavecimbel, piano en een arsenaal aan slagwerk. Een partituur die best onder elk oorkussen ligt van elke aspirant-componist.
Een mooi en boeiend concert, maar dat een betere plaats had verdiend in de jaarprogrammatie van het orkest.
G.L.
Koningin Elisabethzaal – Antwerpen
Zaterdag 21 juni 2026
Ekatarina Levental, mezzo
Frank Peters, piano
ASO
Wouter Valvekens, piano
Karel Deseure, dirigent