Hoe is het om een buitenechtelijk kind te zijn?
Hoe is het om al vroeg te wéten dat je een buitenechtelijk kind bent? Wat doet het met een mens om, zonder ook maar ergens schuld aan te hebben, toch altijd ongewenst te zijn? Een indringer, iemand die eigenlijk niet zou mogen bestaan. ‘Denk vooral niet dat jij speciaal bent’, bijt de moeder de indringer toe – maar ze is het wèl. En ga je dat speciaal-zijn dan verstoppen of juist in de verf zetten?
Hoe is het om te beseffen dat je ongewenst was, niet alleen voor je omgeving, maar ook voor je moeder? ‘Mijn moeder nam het nooit voor mij op, integendeel. Ze had haar eigen oorlogen waarin ze mij als kanonnenvlees inzette. Achteraf begreep ik dat het moederen voor haar nooit evident was. Ze had nooit een kinderwens gehad. Haar kinderen waren ongelukjes, allebei.’
En ten slotte, wat doet het met dat ongewenst kind om afscheid te moeten nemen van haar moeder, de vrouw voor wier “misstap” het kind jarenlang heeft moeten betalen?
Ja, het is ongelooflijk heftige materie die Chris Van Camp behandelt in “De kus van Dabrowski”. Het is niet minder dan een plutoniumbom die ze in handen heeft, tikkend en al, en op de een of andere manier moet ze dit goedje gecontroleerd tot ontploffing brengen. “De kus van Dabrowski” is die gecontroleerde explosie.
Ik was eind vorig jaar als redacteur betrokken bij dit boek en ik was er behoorlijk van onder de indruk.
Aan het begin van deze autobiografische roman wordt de ik-vertelster naar het sterfbed van haar moeder geroepen. We weten op dat moment al dat deze ik-vertelster erg fragiel is. Psychologisch staan bij haar alle seinen op rood, en we zullen later in de roman ontdekken hoe het zover gekomen is. En ook die moeder is fragiel. De scherpe blik van de vertelster ziet het vervallen lichaam. Een levenseinde in een home: Chris Van Camp beschrijft het met nietsontziende eerlijkheid en godzijdank ook met veel zwarte humor (want anders zou het te hard worden).
Dit is waar de roman begint. En hij eindigt vlak na de begrafenis. Het zou zo makkelijk geweest zijn om aan die kapstok netjes gestructureerde herinneringen te hebben opgehangen. De ene brave flashback na de andere, en altijd weer even terug naar het ziekenhuis – je kent dat wel. Maar Van Camps aanpak is veel organischer, veel woester ook.
Ze loodst ons naar een café in een stad waar ze nooit meer wil komen, ‘Lierke plezierke, met zijn onvervalste dorpsmentaliteit gedrenkt in de pretentie van een stad’. Vaardig en vinnig schetst ze een idyllisch beeld van een verdwenen België (‘Ter plekke monsterden de mannen rokend de staat van het domein, terwijl de vrouwen meteen aan de slag gingen voor de lunch’). Geeft ons een inkijkje in de gebroken dromen van haar moeder. Brengt grappen en ruzies van lang geleden weer tot leven.
De scène zijn over het algemeen vrij kort, maar Van Camp heeft een talent om heel snel naar de kern te gaan, te tonen welke dubbele bodems of achteloze kwetsuren er in de woorden zitten. En de lezer puzzelt beetje bij beetje de hele geschiedenis bij elkaar.
Het lijkt misschien wat chaotisch, maar niets is minder waar: er is een emotionele volgorde. De dingen die de vertelster denkt over haar halfbroer, bijvoorbeeld, echoën in de bedenkingen bij haar beroepswerkzaamheden. Alles is onderdeel van het geheel, de ene herinnering resoneert in de andere. En als de vertelster aan het einde, tijdens de begrafenis, een toespraak houdt en de reacties van het publiek incasseert, staan we naast haar. We zien wat zij ziet, we zijn klaargestoomd om te voelen wat zij voelt. We weten wat er door haar heen gaat, als zij afscheid neemt en tegelijk een nieuw begin aanvat – dat laatste dankzij ene meneer Kazimierz Dabrowski.
Zit je in quarantaine en mis je menselijk contact? Je zal nooit dichter bij een ander mens komen, dan in het romandebuut van Chris Van Camp.
Mark Cloostermans – redacteur Chris Van Camp
ISBN 9789022336984 – Uitgeverij Manteau – € 23.50
Chris Van Camp neemt de lezer mee in de laatste zeven levensdagen van haar hoogbejaarde moeder.
Ze hebben wel vaker afscheid genomen, met stille trom of slaande deuren.
Voor de moeder was ‘wat dé mensenzouden denken’ van levensbelang, terwijl voor de dochter de waarheid over haar bastaardschap levensnoodzakelijk was. Uitgerekend in die woordeloze, intense lange dagen komt de auteur het boek van de vergeten Poolse Kazimierz Dabrowski tegen.