De ontdekking van Insulinde

Op reis in Nederlands-Indië in de negentiende eeuw door Rick Honings.

by Gustave Min

Het land van Insulinde. 

Het ‘prachtig ryk van Insulinde dat zich daar slingert om den evenaar, als een gordel van smaragd’. Met die woorden verheerlijkte Multatuli de kolonie Nederlands-Indië in zijn Max Havelaar (1860). In de vroege negentiende eeuw, na de ondergang van de voc, werd Indië voor het eerst een echte kolonie van Nederland. Vanaf dat moment gingen reizigers op pad om de binnenlanden van Java, Sumatra en de ‘buitengewesten’ te verkennen: natuur-onderzoekers, predikanten, zendelingen, taalgeleerden, ambtenaren, militairen en gelukszoekers, en later ook vrouwen en toeristen. Zij schreven volop reisverhalen om het ‘moederland” te informeren over het koloniale project. 

Om met de woorden van de auteur in de inleiding te beginnen: Elk voorjaar verheug ik me er weer op de bloeiende goudenregen in de Leidse hortus botanicus. Als je vanaf het Academiegebouw aan het Rapenburg in de richting van de tuin loopt, zie je hem aan je rechterhand. Het is de oudste boom van Leiden. Dat is te zien, want op eigen kracht redt hij het niet meer, hij wordt gestut door een metalen constructie. Toch bloeit hij elk jaar weer uitbundig, met fraaie, felgele bloemen. De boom komt al voor in een inventaris van de Leidse professor Pieter Pauw uit 1601. Dat betekent dat hij ouder is dan de Vereenigde Oostindische Compagnie, die pas een jaar later werd opgericht. Die gedachte stemt tot nederigheid. De VOC bestaat al lang niet meer, maar de goudenregen is er nog altijd. Steeds als ik langs de boom loop, moet ik aan de VOC denken, en zo dwalen mijn gedachten vanzelf af naar Nederlands-Indië. Multatuli verheerlijkte de kolonie in zijn Max Havelaar (1860) als het ‘prachtig ryk van Insulinde’ dat zich daar slingert om den evenaar, als een gordel van smaragd. Voor en na hem hebben honderden schrijvers over hun ervaringen in ‘de Oost’ geschreven.  

Ook in de negentiende eeuw, toen Indië een echte kolonie van Nederland werd, fungeerde het als een wingewest.  

Wie nu met de trein reist, moet zich realiseren dat de spoorwegen zijn aangelegd dankzij de opbrengsten uit de kolonie, het (batig slot), dat direct in de schatkist vloeide.  

 

Dit boek gaat, zoals gezegd, over de negentiende eeuw, die ook voor reizen een bijzondere periode was, omdat er veel veranderingen optraden. Om de negentiende-eeuwse teksten te kunnen plaatsen, is een kort historisch overzicht noodzakelijk. Zolang er mensen zijn geweest, zijn er reizen gemaakt. In de vroegmoderne tijd maakte het reizen en daardoor ook het genre reis-literatuur een belangrijke ontwikkeling door. De Italiaanse ontdekkingsreiziger Marco Polo was al in de dertiende eeuw naar Azië gereisd en had daar verslag over uitgebracht. Het waren echter vooral de tochten die Columbus vanaf 1492 maakte die het begin markeren van het tijdperk van de Europese ontdekkingsreizen. Niet langer vertrouwde men blindelings op klassieke of middeleeuwse voorbeelden, maar men wilde met eigen ogen zien hoe de wereld eruitzag. De Portugees Vasco da Gama was de eerste die in 1497 via Kaap de Goede Hoop naar India ging. Daardoor ontdekte hij een route die eeuwenlang gebruikt zou worden. Gedreven door nieuwsgierigheid en de zucht om geld te verdienen zouden vanaf dat moment tal van westerlingen eropuit trekken. Het zorgde voor een golf aan reisteksten, die dankzij de kort tevoren uitgevonden boekdrukkunst relatief snel verspreid werden. Kenmerkend hiervoor is dat ze veel al gebaseerd zijn op eigen waarneming en geschreven zijn naar aanleiding van een reis die de auteur zelf had ondernomen. 

Aan het einde van de achttiende eeuw onderging het genre reisliteratuur wederom een gedaanteverandering. Er is meermalen geschreven over de verschillen tussen verlichtingsreizen en ‘romantische’ reizen. Waar verlichtingsteksten doorgaans geschreven zijn op een semiobjectieve, afstandelijke wijze, vaak met een encyclopedische opzet of doelstelling, werd het sinds het einde van de achttiende eeuw gebruikelijker om een vertellend ‘ik’ en de emoties van de individuele reiziger nadrukkelijker op de voorgrond te plaatsen; de Romantiek zorgde ervoor dat teksten persoonlijker werden. Reizen was niet meer alleen bedoeld om informatie te verzamelen over onbekende streken, het ging er ook om tot zelfinzicht te komen. 

Kenmerkend voor de negentiende eeuw is dat geleidelijk, tegen het einde van de eeuw, ook vrouwelijke auteurs gingen reizen en hun ervaringen op papier stelden. Natuurlijk moesten ze zich daarbij verhouden tot de maatschappelijke normen en waarden van die tijd. Door op reis te gaan verlieten vrouwen het huiselijke domein en betraden ze een terrein dat volgens velen aan mannen voorbehouden was en dat geassocieerd werd met avontuur, ontdekkingstochten en masculiniteit. Het genderaspect speelt in reisverhalen van vrouwen vaak een belangrijke rol. De laatste decennia is vrij veel geschreven over de vraag in hoeverre de blik van vrouwen wezenlijk anders is dan die van mannen; vrouwelijke reizigers waren zowel ‘slachtoffers’ van masculiene machtsstructuren als ‘agents of imperial power’.  

De opkomst van het toerisme vanaf ongeveer 1830, maar vooral in de tweede helft van de negentiende eeuw, is een cruciale ontwikkeling in de geschiedenis van het reizen. Het stoomschip, de trein, de fiets en ten slotte de auto aan het begin van de twintigste eeuw zorgden ervoor dat steeds meer mensen op reis konden gaan. Dit beïnvloedde niet alleen de manier waarop en de snelheid waarmee mensen reisden, maar ook hoe ze keken en hoe ze over hun ervaringen schreven. De blik van een reiziger vanuit de trein of auto is totaal verschillend van de blik van een reiziger te voet, te paard of in een draagstoel. 

De ontdekking van Insulinde gaat over de periode waar in de overgang plaatsvond van ‘ontdekkingsreizigers’ naar toeristische reizen. Het was een tijd waar in de petrol age, met alle gevolgen van dien, zoals files, geluidsoverlast en milieuverontreiniging, nog niet zijn intreden had gedaan. 

Auteur Rick Honings neemt u mee op reis met vrolijke en schaamteloze verslagen van de negentiende eeuwse Indiëreizigers een leesexpeditie die niet alleen laat zien hoe de Nederlanders reisden, maar ook hoe ze dachten en de koloniale stereotypen vorm gaven. 

RICK HONINGS (1984) is neerlandicus en Scaliger-hoogleraar aan de Universiteit Leiden. Zijn onderzoek richt zich vooral op negentiende- eeuwse en koloniale literatuur. Met Peter van Zonneveld schreef hij een bekroonde biografie van de dichter Willem Bilderdijk: De gefnuikte arend (2013). Daarnaast publiceerde hij onder meer de monografieën De dichter als idool. Literaire roem in de negentiende eeuw (2016) en Romantici en revolutionairen. Literatuur en schrijverschap in Nederland in de 18de en 19de eeuw (2019, met Lotte Jensen). 

 

De ontdekking van Insulinde Op reis in Nederlands-Indië in de negentiende eeuw door Rick Honings verscheen bij uitgeverij Prometheus in een rijkelijk geïllustreerde hardcover uitgave met stofomslag blz 555 € 39,99 verkrijgbaar in de betere boekhandel en online ISBN 9789044645408 uitgeverijprometheus.nl 

 

Misschien houdt u ook van:

Wij gebruiken cookies om onze website en de inhoud er van te optimaliseren. Akkoord