2024 is het Ensor-jaar en wat past er beter bij dan één nieuwe editie van de definitieve biografie geschreven door Eric Min.
Een rebelse belhamel? Een geniale kankeraar? Een mens met een handleiding? James Ensor (1860-1949) was het allemaal: baron en bohemien, middenstander en misverstand, een peintre maudit die de wereld bespiedde van uit zijn ivoren toren in Oostende en asiel zocht in de Brusselse salons.
Biograaf Eric Min toont dat er meer is tussen stilleven en zelfportret.
James Ensor (1860-1949) is een lastige klant. Een dagboek heeft hij niet bijgehouden; naast enkele essays en talloze toespraken is de stapel brieven die hij schreef zowat alles wat tot ons is gekomen, samen met zijn indrukwekkende oeuvre van ongeveer achthonderdvijftig schilderijen, meer dan honderd etsen en duizenden tekeningen de oogst van een traag, lang leven tussen rand en krabbenmand. Als geen ander heeft Ensor zijn eigen legende gecreëerd; hij vertelde nogal eens een leugentje om bestwil, strooide verhalen in het rond en veegde andere onder het tapijt. Hij gaf zijn eigen postumiteit vorm alsof het een schilderij was. Zijn biografie moest en zou een geflatteerd zelfportret zijn. Ensors bewonderaars en groupies schreven hooguit fragmenten van een hagiografie bijeen. Meer dan een halve eeuw na zijn dood zijn de clichés nog springlevend, is de academische stilte oorverdovend. Een uitzondering niet te na gesproken is het onschatbare veldwerk gebeurd in de marge van de officiële kunstgeschiedenis, door gepassioneerde zoekers en ‘amateurs’. Laat het een eretitel zijn.
Kate Moustache
Ensors jeugd is niet overvloedig gedocumenteerd. De registers van de burgerlijke stand leren ons dat zijn zus Marie Caroline Emma geboren werd op 29 augustus 1861. Kroniekschrijvers heb- ben onthouden dat het Leopoldpark in die dagen vaste vorm kreeg. Het ligt buiten de stadsmuren en is ’s avonds gesloten; vreemde badgasten mogen er gratis in, terwijl de locals anderhalve frank per jaar moeten betalen en vijf frank voor een familieticket. Op de Zeedijk worden hotels gebouwd, vestingen ontmanteld. In de studio van een lokale portretfotograaf leunt James, uitgedost als een meis- je in haar mooiste jurk, tegen papa aan die stuurs in de lens kijkt. Burgers op hun best.
Af en toe ontfermt tante Mimi zich over de jongen. Zij stopt hem pralines en suikergoed toe, of zoete melk. Als ze gaan wandelen, houdt hij haar ene hand vast; in de andere draagt zij een kooitje met haar kanarie.
In de souvenirwinkel van zijn grootouders maakt een papegaai kabaal; het ruikt er naar schimmel en katten, maar vooral naar de zure urine van oma’s aapje, dat in de schelpen plast. Het beest ligt aan de ketting en kent heel wat trucjes. In de winkel ver stopt de aap zich tussen repen kant en wapens uit Afrika – wanneer hij op een grote opgezette vis kruipt, is het effect bepaald duivels. Toch komen de groten der aarde er over de vloer. Ensor leest gretig het gastenboek voor: Willem I van Pruisen, koning Leopold, de hertog van Brabant, de graaf van Vlaanderen, hertogin Douglas Hamilton, met goud beslagen vreemdelingen, Russische prinsen en Poolse Joden. Met carnaval hijst grootmoeder Marie Hauwaert haar kleinzoon en de aap in bizarre pakjes. Op een nacht buigt ze voorover bij James’ bed, vermomd als een kokette boerin met een afschrikwekkend masker.
Wanneer arts en auteur Delattre in 1898 zijn stukje over de jeugd van de kunstenaar wil schrijven, geeft deze laatste hem in een brief handen vol aanwijzingen. De titel? Waarom niet Hoe Ensor maskers schilderde of Waarom Ensor maskers schilderde of De eerste maskers van Ensor of Ensor als kind of De jeugd van Ensor maskers schilderde.
Eric Min neemt ons mee naar de woelige kunstscene van de laatste kwart van de 19de eeuw waarbij Ensor als kritische getuige en medeplichtige stond Ensor er midden in.
Al wie een naam had, kruiste zijn pad: de nieuwlichters van Les Vingt, Rik Wouters, Nolde en Kadinsky, Léon Spillaert en Neem Doff, vrijdenkers en dichters.
Een biografie om te lezen en te herlezen en mee te nemen langs de vele evenementen en exposities die rondom het Ensor-jaar worden georganiseerd.
Ensor was van niemand. Niet eens van zichzelf.
Ensor een biografie door Eric Min verscheen bij uitgeverij TZARA in een geïllustreerde hardcover uitgave blz 399 € 29,99 verkrijgbaar in de boekhandel als online ISBN 9789022340272 www.standaarduitgeverij.be
‘’Als Ensor liefhebber/vertolker en de Belle Époque kan ik alleen maar zeggen een warme aanrader’’.