Martelaren voor de Paus: De vergeten geschiedenis van de Nederlandse zoeaven door Koen De Groot

by Gustave Min

Op ontdekking en voor het geloof 

Je vertrouwde leven achterlaten om te gaan vechten voor je geloof in een ver, onbekend land. Dat is wat ruim drieduizend jonge Nederlanders tussen 1861 en 1870 deden toen zij naar Rome trokken en zich aansloten bij de zoeaven: het elitekorps van de paus. Eenvoudige, naïeve en niet zelden minderjarige jongens, vurig katholiek en op zoek naar avontuur. Dat zij deze pauselijke strijd tegen het net ontstane Italië wellicht niet zouden overleven baarde hun geen zorgen. Sterker nog, als martelaar sterven voor de paus was hun grootste wens. 

Door dit alles verloren de zoeaven bij terugkeer hun Nederlanderschap, maar in eigen kring werden ze als helden binnengehaald. Als strijders voor de paus genoten ze tot diep in de twintigste eeuw groot aanzien en namen hun levensverhalen mythische proporties aan. Daarna werden ze goeddeels vergeten. 

In dit boek volgt historicus Koen De Groot vier Nederlandse zoeaven op de voet. Aan de hand van hun dagboeken en brieven tekent hij de daden en gedachten van deze jongens op tegen de achtergrond van de grote geschiedenis van de negentiende eeuw.  

Een aangrijpende brief 

‘’Geliefde Ma! 

Voordat ik Parijs verlaat en mijne reis verder voortzet wil ik toch nog een laatste vaarwel aan mijne Moeder, bloedver-wanten, en vrienden brengen. 

Ik weet hoe volgaarnen gij er in toestemdet dat wij optrokken voor het geloof en ter [verde]diging der H. Kerk; maar toch gevoeldet gij uw moederhart gepeinigd door de gedachten: ik zal hun misschien nooit weder zien. Dit trof u zeer en sloeg u ter neder, maar in deze droefheid werd gij opgebeurd door te gedenken dat het voor eene goede zaak was; dat wij gingen strijden. 

Nu dan lieve Ma, in den geest kniel ik neder en vraag u vergiffenis voor al het leed en al de moeite welke ik u van mijne kinderjaren tot nu toe berokkend heb en vraag voor een laatste gunst van U: uw moederlijke zegen. Dan zal ik met gerustheid en vol moed ten [strijde] trekken en volgaarne [mijn] bloed tot den laatste [drup]pel ter verdediging der [kerk] en den H. Vader ten offer brengen.  

Vaarwel dan, mijne moeder, bloedverwanten en vrienden, vaarwel. Zie ik u hier niet meer weder, dan toch hoop ik dat wij elkander hier namaals in eenen goeden staat weder te zien. 

Uw liefhebbenden zoon,  

Ingace’’. 

 

De geschiedenis van hun strijd begon in 1846 toen in Rome een nieuwe paus werd gekozen.  

De paus in het nauw 

De stem van kardinaal Giovanni Maria Mastai-Ferretti verzwakte met elk nieuw briefje dat hij voorlas. De vijftig andere kardinalen die in het pauselijk paleis op de Quirinaal rondom hem zaten schoven onrustig heen en weer, hun oren gespitst op de prevelen de stemmenteller. Gizzi, Mastai-Ferretti, Lambruschini, Mastai-Ferretti, Mastai-Ferretti, Gizzi, Mastai-Ferretti, Lambruschini, Mastai-Perretti, fluisterde Mastai-Ferretti nauwelijks hoorbaar tussen het geritsel van de stembriefjes door. Mastai-Feretti Mastai-Ferretti, Gizzi, Lambruschini, Mastai-Ferretti, Mastai… zijn stem stokte, zijn lichaam schokte. Hevig trillend wierp hij een vertwijfelde blik naar boven, aangedaan als hij was door het vooruitzicht dat Christus uitgerekend hem, de bisschop van het nietige Imola, tot zijn plaatsbekleder op aarde had verkozen. 

Hij vermande zich. Nog eens achttienmaal tastten de vingers van Mastai-Ferretti in de als stembus dienstdoende miskelk, en evenzoveel keren ontvouwden de verfomfaaide papiertjes zijn eigen naam. Nu het zeker was dat hij de leider van de katholieke kerk zou worden, vroeg de aangeslagen Mastai-Ferretti de andere kardinalen hem te excuseren als stemmenteller. Zij weigerden. Zo kwam het tot de vreemde gewaarwording dat kardinaal Giovanni Maria Mastai-Ferretti in de avond van 16 juni 1846 zichzelf na een kort conclaaf uitriep tot paus. 

Eenmaal bekomen van de schrik maakte Mastai-Ferretti zich klaar om onder een nieuwe naam als paus door het leven te gaan. Hij koos voor Pius, zichzelf noemend naar twee voorgangers. Voortaan ging hij zelf als Pius IX door het leven of op zijn Italiaans: Pio Nono.  

Het revolutiespook 

De Italiaanse laars was van oudsher staatkundig versplinterd. Dat was niet anders toen Pius in 1846 aan de macht kwam. Het noorden van het schiereiland was verdeeld tussen het Koninkrijk Piëmont, ook wel het Koninkrijk Sardinië geheten, en het Koninkrijk Lombardije-Venetië, waar de Oostenrijkse keizer de scepter zwaaide. Het midden van de laars was grotendeels toebedeeld aan de paus, terwijl er ook enkele hertogdommen waren waar verwanten van de Oostenrijkse keizer op de troon zaten. Het zuidelijke gedeelte van het schiereiland werd gevormd door het Koninkrijk der Beide Siciliën, waar een vorst uit het oude geslacht van Bourbon regeerde. 

Nationalisten in heel Italië wilden af van deze grenzen. Zij stonden een staatkundig verenigd Italië voor. Over wie er de politieke leiding zou hebben – een president, koning of de paus-verschilden zij van mening, maar hun politieke beweging groeide gedurende de negentiende eeuw gestaag. Hun roep om eenheid bleef niet bij woorden alleen. Met opstanden en revolutie trachtten Italiaanse vrijheidsstrijders zowel de Oostenrijkse vorsten uit Italië te verdrijven, alsook de Italiaanse autocratische monarchen op het schiereiland te dwingen tot een progressievere manier van regeren. 

Toen Mastai-Ferretti in 1846 tot paus verkozen werd en hij een liberale koers ging varen, hadden de aanhangers van de Italiaanse eenheidsbeweging goede hoop dat de nieuwe kerkvorst een hoofdrol zou kunnen gaan spelen binnen dit zogeheten Risorgimento, de beweging en politieke ontwikkeling om van het verdeelde Italië één staat te maken. 

De auteur neemt ons mee op reis met zeven jongelingen  

De zeven jongelingen die op donderdag 8 februari 1866 uit Alkmaar naar Rome vertrokken konden op grote belangstelling rekenen. Al in de vroege ochtenduren had pastoor Van Gend onder het toe ziend oog van vele plaatselijke belangstellenden de mis gelezen. Enkele uren later, rond elf uur, was de toeloop van nieuwsgierigen 20 groot geworden dat de hele Alkmaarse Bierkade zwart van de mensen zag. Luidkeels deed de enthousiaste massa hun zeven jonge stadsgenoten uitgeleide. Nog een laatste keer toeterde de stoomboot Zaanstroom 11 onder een strakblauwe hemel en zette daarna koers naar Amsterdam.  

In totaal trokken ruim drieduizend jongens van uit het hele land (Nederland) van Texel tot Zuid-Limburg en van Zeeuws-Vlaanderen tot Groningen, naar Rome. Maar hoewel de geschiedenis van de pauselijke zoeaven onlosmakelijk deel uitmaakt van het nationaal verleden, is ze nooit als zodanig beleeft. Daarvoor is hun geschiedenis te zeer gebonden gebleven aan één specifieke bevolkingsgroep.   

KOEN DE GROOT (1992) studeerde geschiedenis en Italiaanse taal en cultuur in Amsterdam en Bologna. Hij is zelfstandig Historicus en als redacteur verbonden aan het tijdschrift Roma Aeterna en Historisch Café Amsterdam. 

Tip: bezoek na het lezen van dit interessante naslagwerk ook het Nederlands Zoeavenmuseum in Ouden Bosch met hun rijke museumcollectie net over de grens in Noord-Brabant. 

Het boek Martelaren voor de Paus: De vergeten geschiedenis van de Nederlandse zoeaven van Koen De Groot verscheen bij uitgeverij Prometheus in een geïllustreerde paperback uitgave blz 327 prijs € 25,99 verkrijgbaar in de betere boekhandel en online ISBN 9789044650723 www.uitgeverijprometheus.nl  

 

Misschien houdt u ook van:

Wij gebruiken cookies om onze website en de inhoud er van te optimaliseren. Akkoord