Doorheen dit boek neemt auteur Christel Stalpaert het vertoog van één aantal podiumkunstenaars onder de loep. Kunstenaars die met hun theaterpraktijk en hun theoretische geschriften geschiedenis willen maken.
Zij nemen woorden als vernieuwd en modern in de mond van uit hun eigen ervaringen in een grondig veranderd Europa. Aan de hand van recensies, brieven en memoires geeft ze een inkijk in het creatieve proces en hoe het theater als kunstvorm evolueerde. Tevens schuwt zij ook niet een kritisch licht te werpen op hoe een voorstelling resoneerde met bepaalde racistische, seksistische en imperialistische denkbeelden van die tijd. Gebundeld in toegankelijke hoofdstukken brengt het een aantal verhalen van podiumkunstenaars die een belangrijke ontwikkeling speelde van het West-Europese theater tussen 1870 en 1950.
Waarbij de vraag wat is vernieuwend? Wat is modern? Het zijn geladen woorden die niet los te koppelen vallen van een eurocentrisch en koloniaal discours.
Over de historische afbakening van het modernisme is overigens ook al heel wat geschreven. Maar zoals de auteur zelf zegt heeft dit boek niet de pretentie om de geschiedenis van het West-Europese theater te vertellen.
Wel bundelt het in zes hoofdstukken verhalen van podium kunstenaars die hun rol hebben gespeeld in de ontwikkeling van het theater tussen 1870 en 1950.
De empirische waarheid van het naturalisme
Het begint bij Émile Zola (1840-1902) als romancier en éxperimentateur. Émile Zola vergelijkt zijn schrijfkamer met een laboratorium en het schrijven van een roman met een wetenschappelijk experiment. Als schrijver zet hij de esthetische beschouwingen van Taime om in de praktijk en brengt hij het sociaal mechanisme onder Napoleon III in kaart. Hij volgt de vele vertakkingen van een Frans gezin in de 19e eeuw. Zola profileert met zijn schrijftalent ook op het vlak van theater. In zijn toneelkritieken, die verzameld worden in de bundel Le naturalisme au thèâtre (1881), stelt hij zich polemisch op tegenover de ongeloofwaardige stukken die in de schouwburgen worden vertoond.
Hij pleit voor een naturalistisch theater dat de principes van het positivisme naar de bühne vertaalt. Zola zoekt zelf naar een alternatief voor de ongeloofwaardige stukken van zijn tijd en herwerkt zijn romans voor het theater. Hij levert zijn eerste naturalistische slag op scène in (1873) met de opvoering van Thérèse Raquin.
Maar de voorstelling van deze verdorven femme fatale wordt amper negen keer opgevoerd, en dat in het Thèâtre de la Renaissance. Het stuk is te choquerend en te verontrustend voor het publiek. Sarcey recensent van Le Temps, jammert dat het stuk hem zelf ziek heeft gemaakt. Pas in (1879) met L ’assommoir begint het enorme succes als we de recensent Auguste Vitu in Le Figaro mogen geloven, gaf heel Parijs acte de préséance.
De auteur legt met een kritische blik uit hoe een voorstelling resoneerde. Zola mag via de vrouwelijke personages dan wel een stem verlenen aan het onrecht waarmee de vrouwen in de Franse samenleving kampen, de vrouwen zelf krijgen in die tijd amper ruimte om hun stem te weerklinken. De actrices zijn de spreekbuis van woorden die mannen hun als souffleur influisteren, en hun vrouwelijke personages incasseren de begerige blikken uit het publiek. De sociale betrokkenheid van het positivisme mag oprecht zijn, en het naturalisme kan er de wetenschappelijke grond inzien om de sociale onrechten aan te kaarten, toch grijpen sommige het determinisme aan om hun bevoorrechte positie en belangen te verdedigen.
Van uit Emile Zola trekken we langs de grootste theatermakers die Europa heeft voortgebracht. Met een gedetailleerde uitzetting en kritisch blik kunnen we lezen hoe de theatermakers tussen 1870 en 1950 inpikten op de nieuwe psychologische en wetenschappelijke inzichten en maakten met hun voorstellingen hun eigen aanspraak op de waarheid. Ook reageerde zij via hun werk op de gevolgen van de industrialisering en het trauma van de Eerste Wereldoorlog. In hun drang naar vernieuwing werkte ze ook nauw samen met beeldende kunstenaars van die tijd.
Zoals b.v. te zien is op de illustraties op het voordoek voor parade van Jean Cocteau opgevoerd door de Ballettes Russes in het Thèâtre du Châtelet te Parijs door Pablo Picasso. Of de kostuumontwerpen ook uitgevoerd door Pablo Picasso voor Parade.
Ieder hoofdstuk is prachtig geïllustreerd zodat wij de stromingen in de theaterwereld het creatieve proces en hoe het theater als kunstvorm evolueerde kunnen volgen. Met de vele prachtige beelden van decors, voorstellingen affiches en kunstontwerpen kan de lezer zich gemakkelijk inleven in het modernistische theater.
De auteur Christel Stalpaert is als hoogleraar verbonden aan de vakgroep Kunst-, Muziek en Theaterwetenschappen van de UGent. Ze is co-directeur van het onderzoekscentrum S:PAM (Studies in Performing Arts and Media). En heeft met dit lijvige boek een prachtig naslagwerk geschreven waarbij zij niet schuwde om met een kritische blik naar de theater geschiedenis te kijken.
We zullen net als zij afsluiten met de volgende woorden van Connie Palmen indachtig: Er kunnen niet genoeg verhalen geschreven of verteld worden omdat verhalen bijdragen aan de manier waarop mensen met de werkelijkheid omgaan en aan die werkelijkheid betekenis proberen te geven. […] Een verhaal kan een gevangenis zijn en de enige uitweg uit de gevangenis is een ander verhaal.
Het boek theater een geschiedenis van de podiumkunsten in West-Europa tussen 1870 en 1950 van Christel Stalpaert verscheen bij Owl Press een mooi uitgevoerde hardcover editie blz 392, € 65,00 ISBN 9789463937597 verkrijgbaar in de betere boekhandel als online, www.owlpress.be