Nieuwpoort, 10 Juni 1297.
De zomerzon straalde in al haar glorie. Een jongen van zeven en een meisje van tien trokken door een ongerept duinlandschap. Zo begint het boek Vlaanderens waanzinnigste eeuw 1297-1385 van Joren Vermeersch.
In een wervelende romanstijl wordt u meegenomen naar het graafschap Vlaanderen in de veertiende eeuw.
Van de Franse invasie die leidde tot de Guldensporenslag tot de vestiging van de Bourgondische heerschappij. Maat dit keer niet vanuit het perspectief van de hoge heren, maar door de ogen van de kleine man.
Hoe gingen de wevers, boeren, vissers en herbergiers van Vlaanderen om met de horror van de oorlog? Hoe reageerden zij op het knagende gevoel van honger en de angst voor de Zwarte Dood? Alle verhalen en personages in het boek zijn zoals de auteur verteld gebaseerd op reële personen en gebeurtenissen.
Knielen voor de koning Brugge 29 mei 1301
Onder een stralend blauwe hemel werd Brugge wakker. Een troep gierzwaluwen, net terug uit Afrika, scheerde als acrobaten laag over de daken, om daarop speels rond de torens van de stad te krinkelen. Met hun schrille getier maakten ze duidelijk aan al wie het horen wilde: de zomer was terug in het land. Alle herbergen in de stad zaten afgeladen vol. Sinds een jaar zwegen de wapens in Vlaanderen. Als je nu door de straten wandelde, leek het wel alsof er helemaal geen oorlog was geweest. Brugge had zich opnieuw ontpopt tot de zinderende marktplaats van de wereld, een smeltkroes van talen, het nieuwe Babylon. De tredmolens draaiden overuren om de koopwaar uit de aken te hijsen die vanuit de voorhavens van Damme, Sluis en Monnikenrede naar Brugge was gebracht.
Op de imposante zolder van de Waterhalle, die de hele Kraanrei overspande, lagen al de eerste partijen dadels, gekonfijt fruit en bruine suiker van het seizoen opgestapeld, net door Catalaanse zeelieden aangevoerd uit Marokko en Andalusië. Als zoete broodjes gingen deze lekkernijen over de toonbank. Al werden de grootste partijen opgekocht door de Duitse handelaren van de Hanze, om verder te vervoeren, tot ver in de Oostzee en de gebieden van het Heilige Roomse Rijk.
Even verderop, in de gelagzaal van de herberg van Robrecht Van der Beurze, deden de eerste gasten zich tegoed aan brood, honing en boter. Op de lichtrijke eerste verdieping, die Robrecht met zijn eigen gezin betrok, was de heer des huizes al druk in de weer. Vandaag was een grote dag. Niemand minder dan Filips IV de Schone, koning van Frankrijk, kwam vandaag Brugge met een bezoek vereren. Als prominente Fransgezinde poorter zou Robrecht vandaag in de stoet van de koning meerijden, tijdens zijn blijde intrede in Vlaanderens mooiste stad. Vrouwlief Maria hielp hem in zijn wapenrusting. Het borstkuras was wat krap geworden, een gevolg van het goede leven, maar dat kon Maria verhelpen door de leren riempjes wat bij te stellen.
Op het grote bed lag de familietuniek die Robrecht vandaag trots zou dragen, als pater familias van de poortersclan Van der Beurze: een lang rood kleed met daarop het wapen van de familie, een schild met een dwarse balk en daarop drie gouden beurzen. Datzelfde symbool was in steen uitgehakt boven de deuren van zijn herberg. Elke Bruggeling zou weten wie die fiere ruiter was. Trots keek Maria haar man aan. Dit was een hoogdag, niet alleen voor Brugge, maar ook voor haar gezin. Haar man had de juiste keuze gemaakt door zich tijdig aan de zijde van de winnaar te scharen. Nu mocht hij delen in de vruchten, ja zelfs in diens roem! Toch merkte ze een opvallend bezorgde blik in de ogen van haar man. ‘Alles klaar voor de grote dag, mijn Robrecht?” vroeg ze. ‘Jazeker, Maria,’ bromde Robrecht terug, ‘ik hoop alleen dat het gemeen zich vandaag wat rustig houdt. Er zitten nogal wat oproerkraaiers onder dat gespuis. In het ambacht van de vollers heb je Jan Heem. En bij de wevers een zekere Pieter De Coninck. Die mannen laten geen kans onbenut om de ambachtslieden tegen ons en tegen de Franse koning op te jutten. Een bende imbecielen zijn het. Ze kijken niet verder dan hun bekrompen neus lang is. Ze beseffen niet dat de koning de toekomst belichaamt. Geen benul hebben zij van zijn onmetelijke macht.’ Sussend legde Maria een vinger op Robrechts mond, om zo zijn onrust te bedaren. ‘Dat komt allemaal goed, mijn lieve Robrecht. Onze knappe koning en zijn koningin zullen vandaag heel Brugge verblinden met hun schoonheid en hun koninklijke waardigheid. Dit wordt een dag die we ons nog lang gaan herinneren. Heel Brugge zal vandaag voor de koning knielen!”
“Ik hoop het oprecht, mompelde Robrecht, al kon hij die duistere gedachte niet uit zijn hoofd bannen. De hele stad zette vandaag maar beter zijn beste beentje voor. Want als het gemeen de koning niet het respect gaf dat hij verdiende, kon heel Brugge uit zijn gratie vallen. De gevolgen zouden niet te overzien zijn. Behalve machtig was Le Bel namelijk ook wraakzuchtig. Geef hem de eer die hem toekwam en je kon delen in zijn grootmoedigheid. Maar wie het aandurfde om hem te krenken, werd koel terzijde geschoven, als schaakstukken op het bord van een afgelopen spel. Vraag maar aan onze oude graaf, die ondertussen wegkwijnde in een van zijn gevangenissen. Of vraag maar eens aan de trotse Ieperlingen. Zij hadden het gewaagd om tijdens de invasie van 1297 hun poorten voor hem te sluiten. Na hun overgave werden ze gepluimd als een soepkip. Een monsterlijke boete van 120.000 pond moest Ieper aan Le Bel overmaken, een straf waar de stad verschillende generaties lang over zou doen. Daar stonden ze dan, de Ieperlingen, helemaal platzak naar hun imposante Lakenhalle te staren. Ze hadden het nochtans kunnen weten. Hadden ook zij maar geluisterd naar mannen zoals hij. Want mede dankzij zijn doortastendheid werd Brugge dat lot bespaard.
Wat is er sinds dat rampzalige oorlogsjaar toch veel gebeurd, bedacht Robrecht zich. Op 18 september 1297 was hij samen met de schepenen en bijna de hele poorterij van Brugge naar het Franse legerkamp in Ingelmunster gereden, om er koning Filips nederig de overgave van de stad aan te bieden. Ze gaven Le Bel kostbare geschenken: enkele van de mooiste paarden en partijen lakens die Brugge te bieden had, samen met karren vol verse zeevis om hem en zijn mannen te plezieren. De koning aanvaardde dankbaar de cadeaus en deed daarop wat Robrecht en de andere Bruggelingen van hem hadden verwacht.
Hoe dit afloopt en veel meer over het dagelijks leven in Vlaanderen in de 14de eeuw lees je in Vlaanderens waanzinnigste eeuw 1297-1385 door Joren Vermeersch.
Van klimaatrampen tot collaboratie en repressie, van economische bloei tot crisis, van verdorvenheid tot verhevenheid: door de epische gebeurtenissen heen krijg je een Vlaanderen te zien dat soms akelig vergelijkbaar is met onze huidige tijd. De vrucht van jaren opzoekingswerk door auteur Joren Vermeersch.
Een aanrader voor een ieder die geprikkeld is door het Verhaal van Vlaanderen en de middeleeuwen.
Joren Vermeersch is historicus en jurist. Als columnist voor De Standaard en als schrijver brengt hij onze geschiedenis tot leven. Eerder publiceerde hij ook het veelgeprezen 1349: Hoe de Zwarte Dood Vlaanderen en Europa veranderde (2019).
Vlaanderens waanzinnigste eeuw 1297-1385 door Joren Vermeersch verscheen bij uitgeverij Borgerhoff & Lamberigts in een hardcover uitgave blz 599 € 39,99 verkrijgbaar in de boekhandel als online ISBN 9789464759679 www.borgerhoff-lamberigts.be