Muziek was alomtegenwoordig onder Louis XIV, de Zonnekoning. Wanneer het maar kon, moest hij muziek kunnen horen. Gedurende zijn lange regeerperiode was kunst, met name muziek, een van zijn meest geliefkoosde en doeltreffende machtsinstrumenten.
Paradoxaal genoeg hebben propaganda en schoonheid elkaar daarbij gevonden. Geheel volgens zijn absolutistische denken schonk hij Lully op zeker ogenblik almacht inzake muziek en theater in Versailles. Lully bepaalde alles en kreeg alle creatieve vrijheid. Op één voorwaarde: het belang van de koning moest gediend worden.
Maar tegelijk spoorde de Zonnekoning mannen als Lully en vele andere kunstenaars ertoe aan om hun creativiteit tot het uiterste te drijven. Louis toonde dat het hem menens was, moedigde hen aan, behandelde sommigen vriendschappelijker dan zijn familieleden. Weinig mensen hebben de boven alles verheven vorst zo vrij en vrank kunnen benaderen als Lully. Niets was vergelijkbaar met de intimiteit, de samenhorigheid die tussen Louis XIV en Jean-Baptiste Lully bestond.
De constante aanwezigheid van muziek voor alle mogelijke gelegenheden, maakte deze periode aan het Franse hof uniek en nooit eerder gezien. Lully verwachtte een ijzeren discipline van al zijn muzikanten, alles werd tot in de puntjes verzorgd. Zijn 24 Violons du Roi en La Petite Bande worden vandaag terecht bestempeld als de eerste ensembles die de naam “orkest” waardig zijn.