Bij leven
Henri Floris Jespers stond aan de zijlijn van de Vlaamse na-oorlogse literatuur. Hij publiceerde dichtbundels, prozaboeken, monografieën, literaire essays maar was vooral een facilitator voor andere literatoren.
Pink Poets
Toen Patrick Conrad en Nic van Bruggen, het Antwerpse dichterscollectief “Pink Poets” oprichtten was dat ondermeer met het kritisch essay van Jespers in gedachten, “Maniërisme en moderne sensibiliteit“. Hij was in 1973 bij de eerste nieuwe generatie die het genootschap vervoegde. Tien jaar eerder al had hij van de jonge Conrad de eerste publicaties verzorgd via zijn bibliofiele uitgeverij Monas. Hij zal later via zijn verschillende posities het werk van de auteurs van de Pink Poets blijven promoten en zal er als redacteur bij het Nieuw Vlaams Tijdschrift zelfs voor zorgen dat een thema-nummer wordt gewijd aan het gezelschap. Over de Pink Poets zelf gaan vele verhalen de ronde; een Pink Poet fluisterde me ooit toe dat het er voornamelijk om te doen was om een excuus te vinden om zich nu en dan eens te buiten te gaan aan decadentie.
Redacteur en uitgever
Jespers was redacteur en uitgever. Ondermeer van De Tafelronde (1964-1981) en van het Nieuw Vlaams Tijdschrift (1972-1983). In 1980 werd hij hoofdredacteur van Vlaanderen Morgen en in 1984 van Diogenes. In 1981 werd hij voorzitter van de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen en na zijn voorzitterschap werd hij tot ere-voorzitter benoemd. In zijn monografieën ging hij niet enkel in op de poëzie van tijdgenoten en vrienden maar hij schreef eveneens over de artistieke wereld waar hij als kleinzoon van de Antwerpse kunstschilder Floris Jespers de erfgenaam van was. Hij publiceerde ondermeer over Gaston Burssens, over Paul van Ostaijen, over zijn grootvader en het tijdschrift Ça Ira, en over Geert van Bruane, deze laatste de uitbater van het Brussels kunstenaarscafé “Het Goudblommeke in Papier“.
Tabak, de verslavende werking
van vrienden, een weifelende
vervoering van weelderigheid.
En met de sprakeloze, slapeloze
plaag van mijn onmacht
versier je toch zo graag in mijn nacht
de gebaren van je pracht.
Wat blijft er na zoveel waken
dan nacht en nevel over de daken ?
Waar ben je nu, Gebalsemde,
in de slaapdoos van mijn herinnering ?
Mijn vrienden hebben sterren op hun voorhoofd
en een hart vol geurige kwelling
Ik, ik word getergd door het licht.
De Zwarte Panter
Zijn link met galerie “De Zwarte Panter” ligt in het feit dat hij daar meermalen de inleiding deed bij de voorstelling van een nieuw boek van vele Vlaamse auteurs: Maris Bayar, Tony Rombouts, Michel Bartosik, Wilfried Adams, Werner Spillemaekers, Patrick Conrad, Clem Schouwenaars, Renée van Hekken, Frank Albers, Luc Pierre C. Maes, Lambert L.M. Jageneau, Dirk van Bastelaere en de dubbeltalenten Nic van Bruggen, Saint-Rémy, Paul de Vree, Lucienne Stassaert en Renaat Ramon, om er maar enkelen te noemen, om uiteraard zijn persoonlijke vriendschap met Adriaan Raemdonck niet te vergeten. Dat hij in deze galerie, waar hij kind aan huis was en die hem na aan het hart lag een gedenksteen krijgt, niet in de schaduw van maar bij Marcel van Maele lijkt dan ook toepasselijk. Niet het pronkerige praalgraf dat binnenkort op het Schoonselhof wordt opgericht moet de pleisterplaats voor je herdenkingen worden; laat het hier zijn, bij een receptie voor een vernisage, of op een stil moment.
Ik heb geen praalgraf nodig om te weten
met wie ik in de eeuwigheid zal slapen.
wel, Henri, vanaf 1 september slaap je ook een beetje bij Marcel van Maele. Zorg dat het decadent en memorabel wordt.