Heksen – Een wereldgeschiedenis in dertien heksenprocessen, van de middeleeuwen tot nu

by Gustave Min

In Heksen vertelt Marion Gibson de geschiedenis van heksenjachten aan de hand van dertien tragische verhalen van slachtoffers. Die werden veelal vanwege hun geslacht, seksualiteit, religie of afkomst als gevaarlijk bestempeld en beschuldigd van zwarte magie, vervolgens werden ze veroordeeld en in veel gevallen vermoord. 

Gibson toont hoe de vervolgingen gemarginaliseerde groepen onderdrukt hielden en het zwijgen oplegden, én dat dit nog altijd gebeurt. Want zelfs vandaag de dag vinden er heksenprocessen met dodelijke afloop plaats in Afrika, Azië, Midden-Amerika, het Midden-Oosten én Europa. 

 

Wat is een heks? 

Wat is een heks? Om deze vraag te kunnen beantwoorden moeten we eerst een andere vraag stellen: wat is magie, de kracht die heksen gebruiken? Het antwoord daarop is afhankelijk van tijd en plaats. In de vroege geschiedenis werd magie in veel culturen gezien als een aangeboren vermogen van natuurgenezers, sjamanen en religieuze leiders. Daarmee konden ze voorbij hun natuurlijke mogelijkheden komen en de wereld op onverklaarbare wijze veranderen. Binnen hun gemeenschappen waren er vaak meerdere mensen die met magie werkten, waarbij ze zowel een helende rol als een priesterrol vervulden. Er was geen duidelijke scheiding tussen magische heling en kwaad doen, aangezien goede en slechte magie twee aspecten waren van dezelfde kracht. Iemand die magie gebruikte kon je op maandag zegenen en op dinsdag vervloeken – zo gingen die dingen nou eenmaal.  

Als je het gevoel had dat een persoon met magische gaven die macht gebruikte om je kwaad te doen, kon je diegene belasteren als ‘heks’ – een gebruiker van slechte magie – en dan kon er een plaatselijke rechtszaak worden gehouden waarbij iemand een straf kreeg opgelegd. Als de misdaden onacceptabel waren, kon men de heks verbannen of doden. Beschuldigingen van hekserij verspreidden zich echter nooit ver, en men geloofde überhaupt niet dat alle magie slecht was. Een aantal samenlevingen maakte zich bijzonder druk om deze mogelijkheid – de oude Grieken en Romeinen waren bang dat magie per definitie goddeloos was-, maar over het algemeen bleef een vaag begrip bestaan dat magie een kracht was waarmee je ook goed kon doen. 

 

Een verandering in de vroeg moderne tijd. 

In Europa veranderde dat in de middeleeuwen, toen een nieuwe theologische wetenschap gevestigd raakte: het bestuderen van duivels of demonen, wat passend ‘demonologie’ werd genoemd. Rond het jaar 1400 hadden de christelijke geestelijken die de demonenleer hadden ontwikkeld op overtuigende wijze een uniek inzicht in de werking van de kosmos en Gods wil verkondigd. Volgens demonologen was hekserij niet zomaar goede magie die omsloeg naar slecht: het was een beroep dat gewijd was aan verdorvenheid, om zich op te stellen tegenover de kerk. De wereld van de vijftiende tot de achtiende eeuw was rijk aan verbeelding, overladen met bezweringen en zegeningen, engelen, duivels, spoken en geesten die een lichaam konden aanvallen, elfjes, kabouters en een welwillende God die over alles heerste. Demonologen zagen de bovennatuurlijke krachten van de christelijke God echter niet als onderdeel van een breder magisch universum. De macht van hun godheid, en de wonderen die verricht werden door zijn priesters, werden niet geclassificeerd als magie. In plaats daarvan werden ze gezien als ontsprongen uit religieuze waarheid, een speciaal soort macht die gereserveerd was voor christelijke geestelijken. Alle andere bovennatuurlijke krachten die in de wereld rondwervelen moesten wel minderwaardig zijn, en werden uiteindlijk gezien als slechte hekserij. 

 

Dit of denken dat tekenend was voor de demonologie kon deels ontstaan doordat er een splijting binnen de christelijke kerk gaande was. Wat ooit begon als een reeks meningsverschillen over kerkdoctrine liep al snel uit de hand. Het leidde tot geweld, als onderdeel een cultuurstrijd die eufemistisch de Reformatie wordt genoemd. 

 

Rond de meningsverschillen van de Reformatie werden mensen gedwongen te kiezen tussen katholieke (traditionele) en protestantse hervormde) afscheidingen. Dit religieuze conflict begon met goede bedoelingen toen vrome katholieken hun kerkleiders uitdaagden betere christenen te zijn. De paus, kardinalen en bisschoppen waren volgens de hervormers geen nederige predikers meer, maar oligarchen die in paleizen woonden en de zonden van hun rijke donateurs door de vingers zagen. Mystici als Caterina van Siena, geleerden als Jan Hus en vertalers als John Wycliffe begonnen aandacht te vragen voor alternatieve bronnen van christelijke wijsheid: visioenen van God, herinterpretaties van oude teksten. Sommige hervormers werden door de kerk omarmd, anderen werden uitgestoten. In de zestiende eeuw verlieten honderden of zelfs duizenden het hoofdgedeelte van de kerk om een eigen geloofsgemeenschap te stichten: het protestantisme 

Naarmate de haat tussen beide partijen groeide, werd het toelaatbaar om medechristenen die nu te boek stonden als demonische tegenstanders te doden, iets wat de christenen de joden en moslims al eeuwenlang hadden aangedaan zetten ze nu tegen elkaar in. Katholieken en protestanten beschouwden elkaar als ketters: ongelovigen. Haters van de ware kerk en daarom, binair gedacht, mensen van Satan. Als straf werden ketters levend verbrand. 

 

In zo’n sterk verdeelde samenleving stapelde verdenking zich op verdenking: leiders van beide geloofsovertuigingen begonnen al snel te onderzoeken of Satan nog meer agenten in hun parochie had. Tot de vijftiende eeuw beschouwde de kerk helers en waarzeggers in hun samenleving als ongevaarlijke fantasten – milde zondaars die zowel goede als slechte bezweringen verkochten, maar weinig kwaad konden. Toen de of onlogica van de Reformatie echter voet aan de grond kreeg, groeide de angst dat deze beoefenaars van magie putten uit een kwaadaardige bron van macht: Satan. Wanneer de door hen gebruikte kracht niet overduidelijk christelijk was, moest die wel slecht zijn. Dan werden het heksen, en na het verbranden van ketters was het verbranden van heksen niet zo’n grote stap; hoewel ze niet precies hetzelfde waren, waren ze beiden vijanden van God. Het gebruik van magie door een beroepsheks was wel een heel gevaarlijk type van ketterij. 

 

Wie waren de mensen die beschuldigd werden van hekserij? Men dacht dat heksen meestal vrouwen waren. Hoewel er helers en sjamanen waren van beider kunne, werd magie naarmate het meer werd geassocieerd met het kwaad ook steeds meer geassocieerd met vrouwen; alle christelijke priesters waren nu eenmaal mannen. Terwijl veel geestelijken goede christenen waren, volgens het evangelie van de liefde, waren anderen geobsedeerd bezig met regels opleggen aan vrouwen: voor hun seksualiteit, gedrag en gedachten.  

 

Het vertellen van een verhaal  

Met het vertellen van dit verhaal laat Hekserij, een geschiedenis in dertien rechtszaken zien hoe het demonologische idee van de heks ontstond en zich ontwikkelde, met de tijd veranderde maar niet uitstierf. In plaats daarvan werd het hergebruikt, met als gevolg dat er over de hele wereld ook tegenwoordig nog heksen voor het gerecht gebracht worden. Het beeld van de heks als aan de duivel gelieerde vijand verspreidde zich in de loop der tijd over de hele christelijke wereld – dat is de focus van dit boek – van de vijftiende tot de achttiende eeuw. In deel 1 verhaalt de auteur in het boek over zes heksenprocessen, waarvan enkele rechtstreeks uitgevoerd werden door hoge functionarissen van kerk en staat en andere werden geleid door meer op zichzelf staande burgers die de ideeën van de demonologen hadden overgenomen.  

Alle ‘heksen van het eerste gedeelte’  waren vrouwen. Dit kwam doordat men door vrouwen in de vijftiende tot de achttiende eeuw geobsedeerd was door vrouwelijke kennis, met Eva als voorbeeld. Door de geschiedenis heen hadden vrouwen weinig toegang tot onderwijs in theologie, rechten, medicijnen kennis van het vrouwelijk lichaam en huishoudkunde. In het middeleeuwse en vroegmoderne Europa geloofden mensen vaak dat magie voor deze kennis onontbeerlijk was. 

In de meeste plaatsen had je vrouwelijke magische beroepsbeoefenaars, adviseurs, vroedvrouwen die soms geld verdienden met hun onofficiële wijsheid.  

Om een zieke baby te helpen kon zo’n vrouw gebeden en bezweringen opzeggen, advies geven over voeding en verzorging, wel of niet correct. Om mislukte processen bij het brouwen of verwerken van melk te zegenen konden ze een heet ijzeren voorwerp in een bier-vat of een melkpan werpen. Ze raakten een patiënt aan om helende krachten door te geven, of schreven een kruidendrank voor. Ze verkochten soms zegenende amuletten: zaden in een stoffen zakje, een opgedroogd dierenpootje, een geschreven gebed. Vrouwen die niet met magie werkten, gewone huisvrouwen of edelvrouwen, gebruikten ook zulke gebeden, tips en amuletten, en sommige mannen ook. Zowel de kerk als de staat kreeg echter een hekel aan deze tekenen van macht. Soms beoordeelden ze deze remedies – niet onredelijk – als nutteloos, maar ze beschouwden ze ook als demonisch: als ze niet op een natuurlijke manier werkten en niet werden bestraft door de kerk, werden ze misschien wel gebruikt door de duivel. Patiënten en klanten voor wie de magie niet had gewerkt waren het daar misschien wel mee eens. 

Maar ze werden beschuldigd samen met andere vrouwen, van wie sommigen gebruik hadden gemaakt van hun diensten, en anderen om andere redenen werden verdacht van hekserij. 

Heksen zijn nog steeds het product van angst, de belichaming van de ander, en heksenvervolging blijft een nuttig mechanisme voor macht hebbers die de macht willen behouden. Naarmate sommige gemarginaliseerde groepen de afgelopen drie eeuwen meer invloed hebben verkregen, is het beeld van de heks steeds vaker als een handig hulpmiddel gebruikt voor hun onderdrukking – en berichten over heksenvervolgingen komen weer vaker voor in plaats van minder vaak.  

Aan het eind van het boek hoopt de auteur dat het duidelijk is geworden hoe we een heks kunnen herkennen en bovendien dat we ervan overtuigd zijn geraakt haar kant te kiezen tegen de aanklager, de inquisiteur, de rechter en de heksenjager. Als we zien dat er heden ten dage nog steeds heksen terechtstaan, is het van groot belang dat we de geschiedenis en gewoonten van vervolging begrijpen. 

 

Voor wie is Heksen geschikt  

Voor lezers die willen begrijpen hoe historische structuren van macht en onderdrukking werken aan geweld tegen vrouwen en alternatieve groepen. 

Voor een publiek dat houdt van inhoudelijke, diepgravende non-fictie met goede context en intellectuele uitdaging. 

Minder geschikt voor wie op zoek is naar luchtige lectuur of een toegankelijke geschiedenis rondom de heks. 

 

Conclusie 

Heksen van Marion Gibson is een indrukwekkend en belangrijk boek dat tientallen eeuwen en culturen overspant. Ze brengt slachtoffers van heksenvervolging effectief in beeld en legt scherpe parallellen met het heden. Ondanks een af en toe academische stijl is dit werk een waardevolle bijdrage voor iedereen die interesse heeft in gender, macht, religie en sociale uitsluiting. Een aanbevelenswaardig boek voor wie bereid is serieus te lezen en mee te denken over de echo’s van het verleden in onze eigen tijd. 

 

Marion Gibson is hoogleraar literatuur van de renaissance en magische literatuur aan de universiteit van Exeter. In 1991 leende ze een boek over heksenprocessen dat haar zodanig aangreep dat ze sindsdien al negen wetenschappelijke studies heeft geschreven over heksen in de geschiedenis en de literatuur. Heksen is haar eerste boek voor een groot publiek dat in het Nederlands vertaald is. 

Mariongibson.co.uk 

 

Heksen  

Een wereldgeschiedenis in dertien heksenprocessen, van de middeleeuwen tot nu van Marion Gibson verscheen bij uitgeverij Ambo|Anthos Amsterdam in een paperback uitgave blz 338 met illustraties. € 24,99 ISBN 9789026367977 amboanthos.nl  

Verkrijgbaar in de boekhandel en online 

Misschien houdt u ook van:

Wij gebruiken cookies om onze website en de inhoud er van te optimaliseren. Akkoord